gen een eincl maken. Door kleine stedebouwkundige ingrepen en door het activeren van sommige te zwak ontwikkelde functies kan veel bereikt worden. Dit vergt een geheel andere kijk op de mensen en op de stad, geen autoritaire verplaatsing en bevoog ding van krotbewoners en geen afkeer van drukte en afwisseling, maar een zorgvuldige studie van wat er in die achteruitgaande buurten nu eigenlijk aan de hand is. Vanuit dezelfde gezichtshoek dient het vraagstuk van de erosie door het verkeer aangepakt te worden. Een levendige winkelstraat of een intens gebruikt park zijn argumenten tegen het scheppen van meer ruimte ter plaatse voor het autoverkeer, een krotbuurt lokt dit uit, omdat men dan denkt krotopruiming en verkeersverbetering te kunnen combineren, wat gewoonlijk op een dubbele mis lukking uitloopt. Het boek bevat vele waardevolle passages over detailvraagstukken, zoals het efffect van grenszones en van grote complexen met één functie. Telkens wordt men getroffen door de rake observatie en de onafhankelijke frisse kijk op situa ties en verhoudingen die men in elke grote stacl kan vinden. Toetst men de beschouwingen van mevrouw Jacobs aan ons Nederlandse en in het bijzonder Amster damse probleem hoe een als stedebouwkundig mo nument waardevolle stadskern als hart van een aan eengroeiend wereldstedelijk gebied goed kan blij ven (of gaan) functioneren zonder zijn identiteit te verliezen, dan blijken er tal van aanknopingspun ten. Het is een merkwaardige ontdekking dat het eeuwen oude stadspatroon beter aan haar uit de Ameri kaanse actualiteit afgeleide vier eisen voldoet dan welk nieuw stadsplan ook. Daar is het sterk gemeng de gebruik, daar is het fijnmazige stratennet met vele hoeken, daar vindt men de grote verscheiden heid in aard en leeftijd en de bebouwing en de concentratie van mensen, waaronder bewoners. Maar dan betekent dit óók dat deze ons door het voorgeslacht nagelaten voordelen, evenals het bij de door Peter Hall gesignaleerde „veelkernigheid" van de Randstad Holland het geval is, kansen zijn die begrepen en benut moeten worden, wil onze generatie niet de rol spelen van sommige pastoors honderd jaar geleden die hun gothische of barokke inventaris inruilden tegen de rommel uit de „ateliers voor kerkelijke kunst", in het gelukkige besef op de hoogte van hun tijd te zijn. Mevrouw Jacobs geeft geen receptenboek voor de sanering van de ver krottende binnenstadswijken. Met name de acute bouwvalligheid van vele oude gebouwen waarbij de lichte constructie en de slappe bodem een be langrijke oorzaak vormen, komt in haar verhaal over de Amerikaanse steden niet voor, maar het is hier een zaak van de hoogste urgentie. Haar alge mene beschouwingen over het averechtse resultaat van de huidige saneringspraktijk en over de moge lijkheid van geleidelijke ontkrotting zijn daaren tegen hoogst instructief. Wij kunnen er onze ar gumentatie mee versterken tegen de waanwijze ijdel- heid van vernieuwingsplannen in historische stads wijken die voor vele miljoenen overheidsgeld slechts de tekortkomingen van de buitenwijken in gecon centreerde vorm in het stadshart willen herhalen. Wij kunnen er bovenal uit leren de onjuist gebleken theoretische en utopische verhalen te herkennen voor wat zij waard zijn, en te vervangen door een juiste probleemstelling. Het grote werk ligt nog voor ons. G. B. 16 De skyline van Manhattan, New York.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1967 | | pagina 18