Het Hart van een Wereldstad De monumentenzorg is gegroeid van het grote naar het kleine, en van het kleine naar het grote; van de aandacht voor de grote, zeer bijzondere gebou wen als kerken, raadhuizen en kastelen naar de simpele woon- en pakhuizen uit de 17de en 18de eeuw, en tegelijkertijd van de zorg voor het ge- isoleerde waardevolle gebouw naar de totaliteit van het stads- en dorpsbeeld. Daarmee is het terrein om niet te zeggen: het strijdperk waarop Heem schut zich beweegt uitgegroeid van ons Nederlandse tuintje naar het ingewikkelde en internationale vraagstuk van de vormgeving der oude steden in onze verstedelijkende samenleving. Zouden wij vol staan met het documenteren en betreuren van wat er aan historische schoonheid verloren gaat, dan ware dit capitulatie bij voorbaat. Het gaat er in tegendeel om deel te nemen aan het denkwerk over wat zich in feite afspeelt bij de gedaantever wisselingen die onze tijd brengt, en welke de stu wende en remmende krachten zijn voor wat wij in dit verband willen bepleiten. Want het is duidelijk dat de instandhouding van ons historische stads- schoon alleen bereikbaar is wanneer dat een zinvol onderdeel is van de stedelijke ontwikkeling, wanneer dus dit stadsschoon een functie heeft die begrepen wordt en samenhangt met de bestemmingen, het verkeer, de economische verhoudingen en het nieu we bouwen in de oude steden. In dit ruime verband willen wij aandacht vragen voor twee recente publikaties die op het eerste ge zicht weinig te maken hebben met wat Heemschut beweegt. De eerste is het boek van de Engelse geograaf Peter Hall „The World Cities", onlangs in een Neder landse vertaling verschenen in de reeks Wereld academie van W. de Haan—J. M. Meulenhoff onder de titel „Zeven wereldsteden, problemen van groei en leefbaarheid". Het zal wellicht in ons land, waar men nog maar moeilijk wennen kan aan de situatie dat de ver trouwde gemeentelijke autonomie uit Thorbecke's dagen niet meer past op de huidige bestuursvraag- stukken, enige verwondering wekken, dat Hall de Randstad Holland rangschikt onder de zeven door hem besproken wereldsteden, met Londen, Parijs, de Rijn-Roer-agglomeratie, Moskou, New York en Tokio, hoewel de Randstad met zijn ruim 3,9 mil joen inwoners bijna onderaan de lijst van de grote stedelijke agglomeraties staat. Kenmerk voor de echte wereldstad is echter niet alleen het inwoner tal, maar ook de veelzijdige internationale centrum functie op economisch en cultureel terrein, en in dat opzicht betekent de Randstad inderdaad meer dan b.v. Calcutta of Buenos Aires, die veel groter zijn. Belangwekkend voor Nederlandse lezers is ook dat Hall de historische decentralisatie van functies: Rot terdam de wereldhaven, Den Haag het bestuurscen trum en Amsterdam het cultureel en financieel mid delpunt, als een gelukkige constellatie beschouwt die ons land een voorsprong geeft op Londen en Parijs, waar men met eindeloos veel moeiten en kosten pro beert enige decentralisatie tot stand te brengen. De kern van Hall's betoog is dat de groei van de wereld steden niet een dreigend noodlot is dat men met alle kracht die de wetgeving toelaat moet tegenwerken, maar een op zichzelf normale ontwikkeling die in hoofdzaak door drie factoren wordt gestuwd name lijk de voortgaande bevolkingsgroei in het alge meen, de eveneens voortgaande verschuiving van de landbouw naar de industrie en de dienstensector en ten slotte de concentratie van zowel de bevol kingsgroei als de urbanisatie in de wereldsteclelijke gebieden. De knapste plannen om die groei tot staan te brengen, zoals het Londense project van de groene gordel en de nieuwe steden daarbuiten, zijn er niet in geslaagd om dit voornaamste doel te bereiken. Geen slechte huisvesting, geen duurder levensonder houd, zelfs geen dagelijkse urenlange transportmisère kan een afdoende rem vormen voor de trek naar de grote stad. De concentratie van gespecialiseerde kennis en vaardigheid in de bestuurlijke en diensten sector blijft in betekenis toenemen in onze steeds ingewikkelder wordende samenleving. In de wereld steden vindt men de zetels van de politieke macht met hun ambtelijke apparatuur. Daaromheen groe peren zich in de laatste tijd de instellingen die veel contact met de overheid hebben: organisaties van werknemers en werkgevers, hoofdkantoren van grote concerns. De gunstige ligging voor de scheepvaart die gewoon lijk de reden van hun ontstaan was, is in de 19de en 20ste eeuw uitgebouwd zodat de wereldsteden de knooppunten zijn geworden van land-, water en luchtverkeer. De wereldsteden hebben de grootste en best geoutilleerde ziekenhuizen, de belangrijkste bibliotheken, musea en theaters, vaak ook de groot ste universiteit en zijn daardoor de concentratie van wetenschapsmensen en kunstenaars. Hiermee hangt samen dat de wereldsteden de plaatsen zijn gewor den waar nieuws en kennis wordt verzameld en verspreid, men vindt er de uitgevers, de tijdschrif ten en kranten, met, alweer, de concentratie van journalisten. De wereldsteden bieden door het een en ander het gunstige milieu voor de mode en de luxe artikelen, hun historische gebouwen en hun 11

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1967 | | pagina 13