DE OOGST VAN TIEN JAAR
In november van dit jaar bestaat de afdeling Mo
numentenzorg van het Bedrijf van Openbare Wer
ken te Haarlem tien jaar. Wij stellen het zeer op
prijs, dat de redactie van „Heemschut" zoveel ruim
te heeft willen reserveren, om dit feit te gedenken,
en ons daarmee de gelegenheid biedt, aan de bij
uitstek belangstellende kring van leden van onze
bond verslag uit te brengen.
Er is in tien jaar veel gebeurd! Niet genoeg, en ze
ker niet voldoende om in volle tevredenheid terug
te blikken, maar wel genoeg, om de voor dit verslag
beschikbare ruimte met enige zorg te bezien. Dat
wij verschillende onderwerpen, die wij gaarne wat
breder zouden behandelen, slechts kunnen aanstip
pen, de lezer zal het ons wel willen vergeven, nu het
er hier in de eerste plaats om gaat, een, zij het be
knopt, overzicht te bieden van tien jaren werk.
Wij hebben gemeend, dit het beste te kunnen doen
door een lijst van gerestaureerde objecten met een
korte beschrijving.
In „Heemschut" van augustus 1960 gaven wij een
overzicht van taak, doelstelling en werkwijze van
het Haarlemse Monumentenbureau. Sindsdien is de
taak van dit bureau nog aanzienlijk uitgebreid,
doordien het thans belast is met het onderhoud
van alle gebouwen in gemeentebezit, die als monu
ment van belang zijn. Dit is enerzijds een belang
rijke verzwaring van de taak, anderzijds een zeer
gelukkige ontwikkeling: goed, dat wil zeggen ook
uit een oogpunt van monumentenzorg deskundig
onderhoud kan kostbare restauraties voorkomen. In
samenhang met deze taak-uitbreiding is het perso
neel van de afdeling thans op twaalf man gebracht.
Alvorens op enkele problemen van dit onderhoud
nader in te gaan, willen wij graag terugkeren tot
de „oudste" taak van de, afdeling: het bevorderen
van de restauraties van particuliere eigendommen.
Dit is in de eerste jaren sterk bemoeilijkt, omdat
het Rijk voor het verlenen van subsidies over on
voldoende middelen beschikte. Nadat dit probleem
was opgelost, niet zonder financiële offers van het
gemeentebestuur, begon een geleidelijke, maar ge
stage stijging van het aantal restauraties, dat per
jaar tot stand kon worden gebracht. Het leek zelfs
denkbaar, dat wij ons ideaal, twintig restauraties
per jaar, zouden kunnen bereiken. Helaas heeft in
1966 opnieuw geldgebrek van het Rijk stagnerend
gewerkt. Het aantal restauraties dat dit jaar gereed
komt bedraagt daarom ongeveer de helft van wat
voltooid zou kunnen worden, indien er wèl vol
doende geld beschikbaar zou zijn. Er is inmiddels
een „wachtlijst" ontstaan van vele tientallen perce
len, waarbij verscheidene die constructief in gevaar
lijke toestand verkeren. Het is bijzonder^ te betreu
ren, dat de landspolitiek deze remmende invloed
uitoefent, temeer, nu van de zijde van de gemeente
(nog) wèl voldoende geld beschikbaar is om de
„produktiestroom" in krachtige stroming te hou
den. Het is te hopen, dat de politieke situatie zich
zo zal ontwikkelen, dat aan de Monumentenzorg
het zo dringende nodige geld ter beschikking kan
komen. In het tegengestelde geval zullen belangrijke
verliezen niet kunnen uitblijven.
Het onderhoud van de gemeentelijke eigendommen
veroorzaakt de laatste jaren eveneens steeds meer
zorgen. De lasten die de gemeentebesturen te dragen
hebben gekregen, en waar geen adequate vermeer
dering van inkomsten tegenover staat, hebben ook
in de Haarlemse gemeentehuishouding tot finan
ciële moeilijkheden geleid. Het behoeft geen be
toog, dat het niet eenvoudig is, het onderhoud op
het niet slechts gewenste, maar zelfs dringend nood
zakelijke peil te brengen. Wij schrijven met opzet
„brengen", omdat in het verleden niet zelden op
dit onderhoud is bezuinigd op een wijze, die nu tot
het uitvoeren van omvangrijke herstellingen noopt.
Een dergelijke, omvangrijke restauratie ondergaat
de toren van de Grote- of St. Bavokerk. Aan deze
toren waren, sinds 1934 geen onderhoudswerken
van betekenis meer verricht. Mede als gevolg daar
van (maar zeker ook door normale veroudering)
moet thans de gehele loden bekleding van de toren
vernieuwd worden, en aan de daaronder liggende
eikenhouten constructies en vormen uitgebreide
herstellingen worden verricht. Bij dit omvangrijke
werk, dat wij in 1968 (na vijf jaar werken) hopen
te voltooien, wordt de afdeling bijgestaan door de
heer J. Prent, die als afdelingschef bij Publieke
Werken een grote ervaring verwierf bij herstellin
gen aan soortgelijke torenbekroningen te Amster
dam.
Daarnaast verkeert een groot aantal monumenten
in zorgwekkende toestand, zoals de Bakenessertoren,
de Amsterdamse Poort, de voormalige Bank van
Lening, het Proveniershuis, de St.-Janskerk en vele
woonhuizen; Aan andere gebouwen zijn uitgebreide
reparaties, die nog niet het karakter van een restau
ratie bezitten, urgent. Het is ons voorlopig nog niet
duidelijk, hoe, binnen het raam van de beschikbare
gelden, een financiële basis voor deze werken kan
worden gevonden. Voegt men dit probleem bij het
vraagstuk der verkommerende particuliere eigen
dommen (waarbij, onder andere, de Grote Kerk!),
dan is voor al te groot optimisme zeker geen plaats.
102