Het is mij bekend, dat adviseurs op het gebied van
de bedrijfsorganisatie wel eens het standpunt inne
men, dat in een geval als het onderhavige de mo
numentenafdeling deel dient uit te maken van de
bouwkundige afdeling. Waarschijnlijk wordt deze
zienswijze ingegeven door de overweging, dat monu
menten gebouwen zijn en er daarom geen voldoen
de aanleiding bestaat deze groep gebouwen in een
afzonderlijke zelfstandige afdeling onder te brengen.
Deze zienswijze ziet echter voorbij, dat de zorg van
een monumentenbureau zich niet beperkt tot de
zuiver bouwkundige zijde van de objecten, maar dat
de taak veel ruimer is; verder, dat veelal de aard
van het bouwkundige werk verschilt van het ont
werpen, bouwen en onderhouden van moderne
bouwwerken; maar vooral, dat de instelling van een
hoofd van een monumentenbureau en diens mede
werkers een geheel andere dient te zijn, als die van
een architect-nieuwbouw en diens staf.
Het hoofd van een monumentenbureau zal, indien
hij zijn taak verstaat, zich niet mogen beperken tot
het onderhouden en restaureren van de gemeente
lijke monumenten. Hij moet particuliere eigenaren
van monumenten stimuleren deze bouwwerken, in
dien nodig, te restaureren en bij te staan bij het aan
vragen van subsidies bij rijk, provincie en gemeen
te. Hij moet die eigenaren en hun architecten van,
advies dienen en zodoende medehelpen de restau
ratie- en verbouwingswerkzaamheden in goede
banen te leiden. Hij moet, o.a. door het opbouwen
van een fotobedrijf, voor een uitgebreide documen
tatie van alle monumenten in de gemeente zorg
dragen. Hij moet in de archieven gegevens verzame
len over de geschiedenis van de monumenten. Bij
uitvoering van werkzaamheden aan monumenten
dient hij die werkzaamheden op de voet te volgen,
opdat gegevens over een vroegere toestand, welke
dan aan het licht komen, niet aan de aandacht ont
snappen. Hij moet voortdurend in contact staan
met de ambtenaren van de Rijksdienst voor de Mo
numentenzorg en tenslotte zal hij, bij grondwerken
in de gemeente, aandacht moeten besteden aan mo
gelijke oudheidkundige vondsten. Uit deze, geens
zins volledige opsomming blijkt wel, dat een bouw
kundige afdeling van een bedrijf van openbare wer
ken, overbelast als deze in de regel is met opdrach
ten, die op korte termijn met veelal een minimum
aan personeel, moeten worden gerealiseerd, niet in
de gelegenheid is al deze werkzaamheden te verrich
ten. Men mag zulks in de gegeven omstandigheden
zelfs niet vragen. Wanneer tal van urgente bouw
werken moeten worden ontworpen en uitgevoerd,
is, de praktijk heeft zulks in den lande voldoende
bewezen, het gevolg, dat de monumenten, die al zo
lang hebben gestaan, nog maar wat moeten wach
ten, met alle gevolgen van dien. Er dient dus reeds
op deze grond een zelfstandig monumentenbureau
te zijn, dat over de monumenten gaat.
Van elke architect, hij moge academisch gevormd
zijn, dan wel uit de praktijk zijn voortgekomen,
mag een prima kennis van de bouwstijlen worden
verwacht. Als regel bezitten zij deze kennis dan ook.
Anders is het gesteld met de kennis van materialen,
(in de ruimste zin genomen) die thans niet meer
worden gebezigd en van technieken, die tegenwoor
dig geen toepassing meer vinden. Dit is een kennis,
die van een architect-nieuwbouw en zijn medewer
kers in het algemeen niet kan en mag worden ver
wacht, doch voor personeel van een monumenten-
bureau onontbeerlijk is om de taak naar behoren te
vervullen.
Een architect wil scheppen. Hij wil zijn persoon
lijke visie in zijn ontwerp leggen; hij wil zich hierin
zoveel mogelijk uitleven. De restauratie-architect
moet uiteraard ook over de nodige visie beschikken,
doch hij benadert zijn object op een geheel andere
wijze. Hij moet zich a.h.w. ondergeschikt maken aan
zijn object, daarbij recht doen wedervaren aan de
inzichten, de visie, van de vroegere ontwerper. Bij
verbouwingen (b.v. van historisch woonhuis tot mo
dern bedrijfspand) moet hij zorgen, dat, rekening
houdende met de moderne eisen, een geheel wordt
verkregen, dat het monument geen geweld aandoet.
In dit licht bezien, is het begrijpelijk, dat men in
Frankrijk eerst als zelfstandig restauratie-architect
mag optreden, wanneer men zich, na het beëindi
gen van de architecten-studie, nog enige jaren in het
restaureren heeft gespecialiseerd en dat de restau
ratie-architecten aldaar zich in een eigen organisa
tie hebben verenigd.
Het hoofd van een monumenten-afdeling moet in
de gelegenheid zijn zonder tussenpersoon in een
stafvergadering of rechtstreeks tegenover de direc
tie, zijn zienswijze uiteen te zetten. Niet ieder hoofd
van een bouwkundige afdeling en niet iedere direc
teur van gemeentewerken heeft nu eenmaal vol
doende belangstelling voor en voldoende kennis van
monumenten. Het is, gezien de grote culturele
waarde van onze historische bouwwerken, straat-
wanden en stadskernen noodzakelijk, dat een hoofd
van een monumenten-bureau zijn stem persoonlijk
kan doen horen.
Wat t.a.v. de architecten is gezegd, geldt m.m. even
eens met betrekking tot de stedebouwkundigen. De
tijdsomstandigheden hebben er toe geleid, dat de
activiteit van de stedebouwkundigen zich lang vrij
wel geheel heeft moeten richten op de stadsuitbrei
dingen en de historische stadskernen daardoor nog
al eens in de verdrukking zijn gekomen. Het stads
plan van Haarlem is een voorbeeld, dat men een
goed plan voor een binnenstad kan maken, dat re
kening houdt niet alleen met de verkeerseisen, maar
o.a. eveneens met het behoud van het oude steden
schoon. Dat zulks tot stand is gebracht is mede te
danken aan het feit, dat ook het hoofd van de afde
ling Monumentenzorg in het „team" een volwaar
dige stem heeft gehad. Het spreekt vanzelf, dat zulk
een functionaris eveneens gekend dient te worden
in de uitbreidingsplannen, voor zover het de daar
in gelegen monumenten betreft.
100