geeft over algemene vraagstukken betreffende het
stadsschoon, verkeersverbeteringen, saneringen, re
clames e.d., en dat de uit haar midden gevormde
Commissies voor de Oude en voor de Nieuwe Stad
in eerste instantie de plannen beoordelen betreffen
de het hun door Burgemeester en Wethouders aan
gewezen deel der stad. Door de grote hoeveelheid te
beoordelen ontwerpen is de feitelijke situatie aldus
geworden, dat de Schoonheidscommissie zelden bij
een komt, dat de Commissies voor Oude en de
Nieuwe Stad in de volledige samenstelling (pleno-
vergaclering) als beroepsinstantie werken en dat een
deel der leden (de z.g. architectencommissie) in 14-
daagse vergaderingen de projecten in eerste instan
tie beoordeelt en zo nodig met de architecten be
spreekt. De taak der commissies is een adviserende,
de beslissing berust bij Burgemeester en Wethou
ders. In de drie commissies hebben zitting de direc
teur der Publieke Werken als voorzitter en de direc
teuren van Bouw- en Woningtoezicht en de Dienst
Volkshuisvesting als ondervoorzitters, de stadsbouw
meester en het hoofd van de afdeling Stadsontwik
keling van de Dienst der Publieke Werken, in de
Commissie voor de Oude Stacl voorts als ambtelijke
leden het hoofd van het Bureau Monumentenzorg
en als secretaris een hoofdarchitect-stedebouwkun-
dige van de afdeling Stadsontwikkeling, tevens
secretaris in de Schoonheidscommissie. Van de zes
leden-particuliere-architecten van de Schoonheids
commissie hebben volgens de verordening er drie in
de Commissie voor de Oude Stad en drie in die
voor de Nieuwe Stad zitting. De verordening noemt
voorts als leden van de Commissie voor de Oude Stad
een vertegenwoordiger uit. de oudheidkundige en
kunstlievende verenigingen, die zich de bescherming
van het stadsschoon ten doel hebben gesteld, een
vertegenwoordiger uit het bedrijfsleven en een ver
tegenwoordiger uit de burgerij in het algemeen, die
van hun belangstelling in het stadsschoon hebben
doen blijken. De laatste twee hebben eveneens zit
ting in de Schoonheidscommissie. Wanneer men de
verordening vergelijkt met de huidige samenstelling,
dan blijkt dat van de aanvang af de vertegenwoordi
ging van de in het schadsschoon belang stellende bur
gerij voor zover geen architect en geen ambtenaar
numeriek zwak was. De Commissie voor de Oude
Stad bestaat thans uit zes hoofdambtenaren en vier
leden-architecten waarvan een door de oudheid
kundige verenigingen aangewezen de Schoon
heidscommissie uit vijf hoofdambtenaren en zes
leden-architecten. Hierin vormen de leden-architec
ten de veranderlijke, de ambtenaren de vaste groep.
De leden-architecten worden immers na raadple
ging van de Commissie van bijstand in het beheer
der Volkshuisvesting voor drie jaar door Burge
meester en Wethouders benoemd en kunnen één
keer herbenoemd worden, terwijl zij volgens rooster
aftreden en met hun plaatsvervangers wisselen.
Het is bekend, dat het lidmaatschap van de Com
missie vooral voor de leden-particuliere architecten
een zware taak vormt. Om elk van de tientallen pro
jecten, die in iedere vergadering aan de orde komen,
goed te kunnen beoordelen op zijn consequenties
voor de omgeving, zouden zij de situaties alle ter
plaatse moeten opnemen. De moeilijkheden, in het
begin van deze nota genoemd, verband houdend
met de subjectieve maatstaven bij de beoordeling,
met het ontbreken van een onafhankelijke architec
tuur-kritiek door architecten, gevoegd bij overwe
gingen van beroepssolidariteit, komen in de eerste
plaats neer op de ledenarchitecten der Commissies.
Tegenover de buitenwereld die niet weet hoeveel
aanslagen op het stadsschoon door de Commissies
zijn voorkomen of verzacht dragen de leden
architecten de voornaamste verantwoordelijkheid,
ook voor hetgeen door de Dienst der Publieke Wér
ken zelf wordt gebouwd. Enkele gevallen als de twee
achtereenvolgende telefooncentrales op de Heren
gracht, diverse G.E.B.-gebouwtjes en de nieuwe
Universiteitsbibliotheek demonstreren, dat de
Dienst der Publieke Werken in dit opzicht zacht
gezegd geen inspirerend voorbeeld geeft.
Uit het voorgaande moge duidelijk zijn, dat de
samenstelling van de Commissies herziening behoeft,
en wel in deze zin dat er meer vertegenwoordigers
uit de burgerij, die van hun belangstelling in het
stadsschoon hebben doen blijken, in de Commissies
dienen te worden benoemd. De z.g. oudheidkundige
verenigingen zullen ter zake ongetwijfeld gaarne van
advies dienen. Het zal bovendien nuttig zijn, enkele
schilders en fotografen, die zich in hun werk veel
met het stadsbeeld bezighouden en een scherp oog
hebben voor de karakteristieke schoonheid van de
binnenstad, in de Commissies op te nemen.
Om tot een juiste afweging van de verschillende
64
De volgende zeven foto's geven een }iportret van de Egelan
tiersgracht" waarin zich de architectonische problematiek van
de binnenstad duidelijk aftekent.
Hiernaast:
Volgens de huidige inzichten moet bij de sanering van de
Jordaan de Egelantiersgracht in zijn oorspronkelijk karakter
worden gehandhaafd. De hoek Egelantiersgracht—Tweede
Leliedioarsstraat is een van de weinige punten waar dit karak
ter nog vrij gaaf aanwezig is.
Buitenste kolom volgende blz. boven:
Sterk verminkt maar nog herstelbaar zijn de 17de eeuwse
panden 61-63-65waarschijnlijk oorspronkelijke trapgevels.
Een laag bedrijfsgebouw laat zien hoe het stadsbederf door
onvoldoende controle hier al tientallen jaren geleden begon,
midden:
Drie onlangs half afgebroken stompen demonstreren het
voortvretend bouwkundig vervalook van bebouwing die nog
geen honderd jaar oud is. Gezien de lage huur van de kleine
oude etagewoningen is deze afbraakdie een als bedrijfsruimte
of garage bruikbaar (en rendabel) onderstuk overlaatvoor.
deliger dan kostbare herstellingen,
onder:
Het hoekpand nr. 70 was in 1962 bouwvalligontruimd en
gestut, nr. 68 eveneens onbewoonbaar en nr. 66 gesloopt.
Door totale restauratie, gedeeltelijk herbouiu, kwamen in deze
drie ondiepe panden door horizontale splitsing vier goede
woningen tot stand. De tegenoverliggende hoek van de
Tweede Egelantiersdwarsstraat ligt al vele jaren braak. Der
gelijke terreinen zouden door de gemeente onteigend moeten
ivorden om een passende woonbebouwing te stichten.