Financiering der gemeentelijke monumentenzorg ondervond van de maatregel praktisch geen hinder en verkeerscongesties, als gevolg van het afsluiten van genoemde belangrijke verkeersstraat, bleven uit. De proef slaagde zelfs zo goed, dat winkelbe drijven in andere winkelstraten in het belang van het winkelend publiek en hun zaken om over eenkomstige maatregelen vroegen. Inmiddels was de uitwerking van het plan ter hand genomen en op 19 januari jl. nam de raad het be sluit om de binnenstad voor het doorgaande ver keer, met uitzondering van stadsbussen, wielrijders en bromfietsen, te sluiten. Dit besluit werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen en met applaus onderstreept; slechts 4 raadsleden hadden bezwaar, maar deze bezwaren richtten zich niet tegen de verkeersoplossing als zodanig, maar tegen het over brengen (historisch: terugbrengen) van de markt naar de Grote Markt. De Grote Markt, met het fraaie stadhuis, de oude Bavo, de Vleeshal, de Hoofdwacht, enz., thans het knooppunt van vrijwel alle belangrijke verkeers straten van de binnenstad, wordt vrijwel geheel voetgangersdomein en als zodanig ingericht (kosten 300.000,—)Slechts langs het Stadhuis blijft een rijweg tussen de Barteljorisstraat en de Koning straat bestaan (één-richtingsverkeer)Ook kan ver keer, dat in de binnenstad moet zijn, gebruik blij ven maken van de Spekstraat, Oude Groenmarkt en de Riviervismarkt (eveneens één-richtingver- keer), dus buiten de Grote Markt om. Het door de raad goedgekeurde verkeersplan gaat, wat de beperking van het verkeer betreft, nog verder dan het structuurplan van 1962, dat overigens slechts een algemeen, nader uit te werken, beginsel-plan was. Voor de voetgangers en de wielrijders is het werk een wezenlijke verbetering. Uit de aard der zaak kan cle verkeersbeperking in de binnenstad alleen worden doorgevoerd, indien voor het doorgaande en inter-wijkverkeer andere, goed bruikbare routes beschikbaar komen. Vandaar dat hiermede samenhangende werken bereids in uitvoering zijn genomen, als: verbetering van het Spaarne tussen de Turfmarkt, profielsverbetering van de Parklaan; enz. Het aantal parkeerplaatsen in de binnenstad zal verminderen, doch voor com pensatie zal in de onmiddellijke nabijheid van de binnenstad worden gezorgd. Ook andere wijzigin gen en verbeteringen van het wegennet in het ste delijk gebied zijn aan uitvoering toe. Het ligt bui ten het bestek van dit tijdschrift om hierop verder in te gaan. Natuurlijk nieuwere denkbeelden, vooral op stedebouwkundig en verkeersgebied worden niet dadelijk gemeengoed kwamen er aanvankelijk uit sommige middenstandskringen wel bezwaren. Wat dit betreft, is echter reeds een duidelijke ken tering merkbaar. Vermelden wij nog slechts, dat een stedebouwkunclige als zijn oordeel uitsprak, dat een middenweg nodig is tussen slopen en heem schutterij. In dit verband moge vermeld worden, dat bij de uitwerking van het plan 1962 de ver- keersingenieur van openbare werken een belang rijke rol heeft vervuld, welke functionaris, Delfts ingenieur, zich te Stuttgart langdurig op moderne verkeersproblemen, vooral in de stadskernen, heeft gespecialiseerd. Ook de dienst van Economische Zaken van de gemeente Haarlem, staat achter het plan. Het is de grote verdienste van het gemeentebestuur van Haarlem, dat het begrepen heeft, dat in de huidige omstandigheden voor een middenweg, dus een halve oplossing, geen plaats meer is. Dat zulks het behoud van de historische binnenstad betekent, kan in de kringen van Heemschut niet anders dan voldoening geven. Ir. CH. C. VAN DER VLIS In De Mars", Overijssels maandblad van januari 1966 verscheen een artikel van Mr. Dr. N. Bolhe- stein getiteld: „Zorg om het behoud van onze mo numenten", tuaarin een uiteenzetting voorkomt over de financiële regeling terzake tussen het rijk en de gemeenten. Dit voor onze lezers ongetiuijfeld interessante onder werp en de duidelijke wijze luaarop het werd be handeld, was voor de redactie aanleiding om hier van een groot gedeelte over te nemen. Na een in- leiding over het doel en de werkwijze van de Mo numentenwet en de algemene richtlijnen voor het verlenen van restauratie-subsidies vervolgt de schrij ver aldus. De monumenten zijn zeer ongelijk over het land verdeeld. Het platteland heeft zijn kerken, kastelen en boerderijen, maar het ene dorp heeft meer dan het andere. Nog groter is het verschil tussen oude en nieuwe steden. Zo hebben in onz^ provincie de drie IJsselsteden veel meer monumenten, dan de drie grote Twentse plaatsen. Op de ene gemeente clrukt, wil men de monumenten werkelijk bewaren en dus restaureren, een veel zwaardere last dan op de anderen. Van de monumentenzorg stap ik nu over naar de financiële verhouding tussen rijk en gemeenten, want op het raakpunt van deze beide categorieën ligt ons probleem. 43 O O

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1966 | | pagina 21