Raacl die het misschien zal aannemen, zal smaden
als kortzichtigen".
Telkens komt men bij Huizinga uitspraken tegen,
die zouden kunnen dienen als motto voor een
artikel over het beschermde stadsgezicht: „Ons
Nederlandsche stedeschoon is zelden een kwestie
van bouwkunst alleen" (1914) of: „Niets is voor
Hollandsch stedeschoon zoo gevaarlijk als het ver
breken van een oude rooilijn" (1933).
Ik geloof, dat het Nederlandse volk Huizinga niet
beschouwt als een reactionair, een pruilende oude
man, maar dat het hem eert als iemand met in
zicht, die weet waarover hij spreekt als hij het heeft
over de waarden van onze beschaving. In ontzaglijk
veel moeilijker omstandigheden dan Huizinga nog
heeft meegemaakt wordt in onze tijd op allerlei
plaatsen en op verschillende manieren gepoogd in
de snel veranderende gedaante van ons land en van
onze steden cle meest waardevolle elementen van
het oude vast te houden.
Het zwaartepunt van deze activiteit ligt, voor wat
de bebouwde kernen betreft, bij de gemeentebe
sturen. Er hangt dus veel af van het inzicht van
B. en W. en van de gezindheid van de raad, die
de stemming weergeeft van de bevolking. De stem
van de burgerij is juist in zaken die het aspect van
de stad en het landschap betreffen vaak van direct
gewicht, en zo ergens, dan heeft hier onze demo
cratie nog cle kans, zich van haar goede zijde te
laten zien.
Er zijn gemeenten, die reeds lang een verordening
bezitten, die tot doel heeft het karakter van een
bepaald stadsgedeelte veilig te stellen. Gouda, dat
bepalingen maakte om het Marktplein rondom het
Raadhuis en onmiddellijk naast de kerk te behou
den als een homogeen en op de hoofdmonumenten
afgestemd plein, heeft wellicht de primeur gehad
van deze vorm vari monumentenzorg, maar soort
gelijke verordeningen zijn ook bekend voor de
Elaagsche Voorhout en de Amsterdamse grachten.
Door Hoofdstuk IV van cle Monumentenwet, dat
handelt over de beschermde stads- en dorpsgezich
ten, is de zaak echter in een wezenlijk andere fase
gekomen. Er behoeft nu niet langer afgewacht te
worden of in een bepaalde gemeente zelf een initia
tief naar voren komt, „Den Haag" kan de zaak
aan het rollen brengen door een „aanwijzing", die
een regeling noodzakelijk maakt. In deze nieuwe
materie is de wetgever zeer voorzichtig te werk ge
gaan. De minister gaat bij zijn aanwijzing bepaald
niet over één nacht ijs; behalve de monumentenraad
worden de Gemeenteraad, cle Gedeputeerde Staten
en de Rijksplanologische commissie gehoord. Wat
nog belangrijker is, de uiteindelijke regeling wordt
niet door hem getroffen, maar door de gemeente
zelf, die, waarschijnlijk steeds geraden door een
ervaren stedebouwkundige, kan beslissen welke
voorschriften zij opportuun acht, als die maar pas
sen in het kader van de opzet die conservering be
oogt.
Haarlem, Gedempte Gracht. Of demping van een gracht
levensnoodzaak is, is een vraag, waar verschillend over kan
worden gedacht. Dat zij bijna altijd een ernstige verstoring
oplevert van op elkaar afgestemde verhoudingen is een zaak,,
die voor ieder, die gevoel heeft voor stedebouwkundige fi
nesses, aan geen twijfel onderhevig is.
Het verdient de aandacht, dat er niet sprake is van
één minister, maar dat de aanwijzing geschiedt door
twee ministers, gezamenlijk: die voor Cultuur, Re
creatie en Maatschappelijk Werk en die voor Ruim
telijke Ordening en Volkshuisvesting. Hierin komt
tot uitdrukking, dat het gaat om een zaak, waarin
de monumenten betrokken zijn in een ruimer ver
band. Stedebouwkundige aspecten en de woon-
capaciteit spelen een rol, maar ook de kwaliteit van
cle woning.
Meermalen komen reeds in onze binnensteden de
belangen van de monumenten van een aantal
straten of van een gehele wijk aan de orde speciaal
met het oog op een verkeerssituatie, of een sanering
van een stadsgebied. Hoe langer hoe meer zal
moeten worden gepoogd tot een samenvattend plan
te komen voor een gehele kern, waarbij zoveel
mogelijk, voor zover men in de toekomst kan zien,
aan alle aspecten die van belang zijn recht wordt
gedaan. Dit zal dan gepaard gaan met opoffering
van bepaalde monumenten op punten waar andere
belangen gelden, die zwaarder wegen. Voor de
overige zal echter gelden, dat ze opgenomen worden
in het plan, en dat het behoud er van, als het nodig
is door restauratie en eventueel zelfs door regenera
tie, een zaak is die in groot verband een rol speelt.
Een dergelijke politiek zal aanzienlijke financiële
offers vergen, die niet ten laste gebracht kunnen
worden van het normale monumentenbudget. Zij
impliceert woningverbetering en aanpassing aan
nieuwe bestemmingen. Dit zal soms gepaard gaan
met het groter of kleiner maken van de schaal van
de wooneenheden in de oude wijk; in andere ge
vallen zal een bestaande verdeling van woningen
in vertikale zin verbroken worden, door de schei
dingswand tussen smalle woningen te doorbreken
en op het vlak van de diverse etages nieuwe hori-
107