van zijn eenheid van schaal ontdoet, van zijn homo geniteit van bouwaard berooft, zijn straten en pleinen gebruikt voor doeleinden waar ze nooit voor bestemd zijn geweest. Omstreeks 1900 raakte het stadsgezicht volop in het geding. De ontmanteling van de Nieuwe Kerk en de plannen tot demping van de Reguliersgracht zijn te Amsterdam de grote evenementen geweest, die de discussie op gang brachten, plaatselijk en landelijk. Vele andere steden kregen vroeger of later hun dempingsaffaires, waarbij soms de zaak niet te redden bleek, b.v. de Oude Gracht te Haar lem, soms wel, maar dan menigmaal zoals te Delft bij het Oude Delft ten gevolge van een compromis, waarbij een ander waardevol element moest worden opgeofferd. Het verdient onze aandacht, dat dit alles zich af speelde zonder dat nog het begrip monument voor het geheel van een oude straat of gracht te berde werd gebracht. In ons land heeft veel sterker dan vaak in het buitenland, de 19de-eeuwse idee van onschendbare eigendom zich tegen de gedachte van monumenten bemoeiing van overheidswege te weer gesteld. Wij kunnen ons voorstellen, dat onder deze omstandig- heden niemand het aandurfde de stelling te ver dedigen dat de Reguliersgracht te Amsterdam, de Oude Gracht te Haarlem, het Oude Delft te Delft en zovele andere, stadsgezichten, in hun geheel te beschermen monumenten zijn. Of ook, dat het stads plan qua talis monument is, zoals in meer dan één geval in het buitenland geldt. Bij ons was zoiets niet mogelijk, en men heeft er als het ware om heen moeten lopen. Wie over Veth en Weissman leest, krijgt de indruk, dat hetgene, wat hen ten diepste bewoog, bij beide geweest is de homogeni teit van een oud stadsbeeld. Om toch maar iets te doen nam de één het initiatief tot de oprichting van de Bond Heemschut, gericht op de welstand in het algemeen, en stichtte de ander de Vereniging Hendrick de Keyser, tot instandhouding van (indi viduele) oude gebouwen. Maar wanneer zij spreken over „Stedenschennis" en „Bedreigde Schoonheid" gaat het in feite over stadsgezichten in de zin van onze monumentenwet. Huizinga zegt van Veth: „Het is bijna altijd voor levende schoonheid dat hij opkomt, zoals zij ingewikkeld staat in een organisch geheel van stadsaanblik, niet voor geïsoleerde bouw werken op zich zelf". Het is misschien goed Jan Veth hier aan het woord 104 Willemstad. De bomu van het stadje (in 1585 en volgende jaren naar ontwerp van Adriaan Anthonisz) levert een voor beeld op niet alleen van vestingbouwkundige aanleg, maar ook van stedebouwkundige planning. Toen hij de ontwerpen voor het stadhuis goedkeurde bepaalde Maurits tevens dat er voor de panden in de omgeving een regel van maximale bebouwingshoogte zou gelden. AmsterdamHaringpakkerstoren. Eén van de siertorens in het begin van de 17e eeuw in Amsterdam opgetrokken. Even als de Munttorende Jan Rodenpoorttoren en de MonteU baanstoren leverde zij, als bewust geplaatste dominantin één van de stadswijken een samenbindend element op.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1965 | | pagina 20