HET MONUMENT IN ZIJN OMGEVING
Een overdenking over Monumentenzorg in onze tijd
De overheid heeft in vroeger tijd, als het zo uit
kwam, er nooit tegen opgezien de indruk die een
belangrijk gebouw op de beschouwer maakt, veilig
te stellen door het uitvaardigen van beperkende
voorschriften voor de omgeving. Zo komen we bij
voorbeeld diverse malen tegen, dat in de nabuur
schap van een belangrijk bouwwerk de huizen
slechts tot een bepaalde hoogte mochten worden
opgetrokken om aan de dominerende werking van
het hoofdmonument geen schade te doen.
Het is goed, dat wij ons realiseren, dat de schoon
heid van onze oude steden niet vanzelf is ontstaan.
Misschien heeft nog wel iemand een romantisch
idee, dat zowel de huizen als ook de steden van
vroeger zonder moeite en als het ware vanzelf
degelijk en mooi werden, zonder dat er een aparte
overheidszorg aan te pas behoefde te komen. Niets
is minder waar. Voor de Amsterdamse hoofdgrach
ten, dat beroemdste van onze stadsgezichten, heb
ben vanaf de eerste dag dat er na 1614 gebouwd
werd welstands-bepalingen gegolden. Het Amster
damse stadsbestuur heeft trouwens niet alleen op
de grachten gelet. De vraag of bij de uitleg van de
stad de Regulierspoort zou worden afgebroken al
dan niet, was getuige het feit dat een fraaie toren
op basis van de oude poort werd gebouwd, geen
punt van efficiency, maar wel degelijk ook van
stadsschoon. De bouw van de sierlijke Munt-, Jan
Rodenpoort-, Montelbaans- en Haringpakkerstorens
was een zeer bewuste daad van verzorging van het
stadsbeeld.
Het ligt voor de hand, dat de opzettelijke zorg om
mooi te maken werd opgevolgd en aangevuld door
die van het mooi houden.
Het belang van een mooie stad vergt in de tegen
woordige tijd op zijn minst maatregelen van twee
erlei aard door ons aangeduid met de termen
stedebouw en welstand; twee vormen van bemoei
ing die ook voor oude stadswijken van het grootste
belang zijn. Monumentenzorg is er niet mee te ver
eenzelvigen, maar ligt er als het ware tussen in, er
onlosmakelijk mee verbonden door een veelheid
van gemeenschappelijke belangen.
Monumentenzorg, zo zeiden we, moet niet worden
vereenzelvigd met stedebouw en welstand. Het is
waar, maar de grenslijn is in zekere zin meer
theorie dan practijk. Zeker, van de aanvang af is
het object van de monumentenzorg in overwegende
mate het enkele monument geweest, en dit heeft
op de naam en op het begrip sterk een stempel ge
zet; het individuele pand is het uitgangspunt. Maar
het is allang zo, dat het enkele monument beslist
niet meer alleen en uitsluitend in het centrum van
de aandacht staat. Voor belangrijke monumenten-
kernen is daarnaast in steeds sterkere mate de nood
zaak ontstaan, maatregelen te nemen voor de oude
bebouwing in haar samenhang, met alles wat er
om en er in is. De wetgever heeft dit gezien, en
een voorziening getroffen in de vorm van een be
schermd stadsgezicht (dorpsgezicht). Juridisch ge
zien een nieuwigheid. Een bruggehoofd naar een
in de toekomst uit te leggen nieuwe weg van de
monumentenzorg.
Wat 'de administratieve uitwerking door de over
heidsorganen betreft is het beschermde stadsgezicht
voorlopig nog een onbeschreven blad. Het zal nog
heel wat voeten in de aarde hebben, voordat de
regelingen zijn uitgewerkt en de practijk van de
nieuwe bescherming op gang is gekomen.
Intussen doen we er goed aan te bedenken dat de
zaak zelf van de bescherming van de zorg voor
een conglomeraat niet nieuw is. Niet de idee dat
een oude stad als geheel een monument is, is revo
lutionair, zo moet men zeggen, maar de moderne
ontwikkeling is het, die het oude met zorg samen
gestelde en onderhouden geheel uit elkaar rukt,
103
ê'Mmin'-i
GoudaNadat de Waag gebouwd was (in 1668 naar ontwerp
van Pieter Post) bepaalde de stadsoverheiaaat voor de
belendingen een bepaalde hoogtemaat in acht genomen
moest wordenom der wille van het effect van het gebouw
in zijn situatie