functioneel goed voldoen, en waarschijnlijk over
een jaar of' tien vervangen worden door een andere
die dan modern is. De architect W. A. Ulrich
heeft het echter nodig gevonden bij de opening
enkele agressieve geluiden te laten horen. Volgens
de persverslagen van 15 maart zei hij: „Ik hoop
dat deze compromisloze en mogelijk voor velen on
aanvaardbare oplossing aanleiding zal worden tot
een belangrijke discussie, met als resultaat: een an
dere behandeling van de monumentenlijst. Com
promisloos, want ik zag geen andere oplossing. Ik
heb de minister van O. K. en W. verzocht het
pand nr. 54 van de monumentenlijst te schrappen
in verband met de nieuwe functie die het te ver
vullen krijgt. Mijn argument luidde: het heeft geen
zin een monument ten koste van alles te handhaven
wanneer het in een drukke winkelstraat staat te
midden van een hele rij reeds bedorven gevels. De
minister weigerde echter. Toen heb ik de oplossing
gekozen die mij in deze omstandigheden de beste
leek: oud en nieuw gescheiden op elkaar, rigoureus
gescheiden door een horizontale lijn."
Wij merken hierbij op de oplossing die in feite
een reeds lang gangbare praktijk is juist als
compromis aanvaardbaar te achten. De huizen
staan weer voor eeuwen, solieder dan te voren; zij
vervullen opnieuw hun schaal-bepalende functie in
de gevelwand. Dat zij in verband met hun verande
rende functie beter konden verdwijnen is nonsens;
de bestemming tot kantoor boven en publieksruimte
beneden is in de huidige situatie een normale zaak
aan de drukke winkel- en verkeersstraten zoals het
Rokin. Met dit „argument" zou de gehele binnen
stad gesloopt kunnen worden, want nergens, ook
in de nog of opnieuw bewoonde huizen is het te
genwoordige gebruik identiek aan het gebruik van
twee of driehonderd jaar geleden. De opgave is
juist, voor elk pand opnieuw, een synthese (of
compromis) te vinden tussen; de blijvend waarde
volle vorm en de voorbijgaande fase in de gestadig
wisselende gebruikseisen. Volkomen terecht heeft
daarom de minister sloopvergunning geweigerd
en de directie van Lissone Lindeman heeft daaruit
de voor Amsterdam juiste consequentie getrokken
door beide panden te herbouwen, wat zeker meer
heeft gekost dan een gedeeltelijke vernieuwing, die
bovendien meer kantoorruimte zou hebben opge
leverd. Het resultaat wordt thans verminderd door
,het pretentieuze gevalletje van architect Ulrich
aan de onderkant, maar die ;,rigoreuze horizontale
lijn" is ook niet meer dan een dunne schil marmer
om de betonbalk te maskeren. Als na verloop van
tijd de mode van de schuin uitspringende etalage-
ramen voorbij gaat, en het marmer door een pas
sender materiaal vervangen wordt, bestaat ook de
kans op een zodanige indeling van de pui dat de
gevels niet meer, zoals nu, in de lucht schijnen te
zweven.
Wel geven deze voorbeelden, het gebouw Candida
en Lissone Lindeman, een aanwijzing om de ver
halen van architecten om hun eigen ontwerp ten
koste van het Amsterdamse stadsbeeld „door te
drukken", met een korreltje zout te nemen.
Gevaarlijker, want duurzamer, dan de gestadig wis
selende puien, zijn de veranderingen aan de gevel
toppen, de daken en daardoor aan het silhouet
van de stad. De extreme voorstellen tot hoogbouw
in het centrum, zoals het project van „Het Pa
rool" op de terreinen tussen het Rokin, de O.Z.
Voorburgwal, de St. Pietershalsteeg en de Lom-
bardstegen, dat o.a. een kantoortoren bevatte met
een basis van 8 x 8 m, die zich op 22 m hoogte
boven de straat verbreedde tot 20 x 20 m tot een
hoogte van 72 m een kolos die door zijn hoogte
en zijn volume de werking van de nabije Zuider-
kerks- en Oude Kerkstoren in het stadsbeeld com
pleet zou verpletteren— dergelijke projecten zijn
na de oorlog door het gemeentelijk apparaat tegen
gehouden. Hiertegen zijn trouwens zoveel bezwa
ren te maken van verkeerstechnische aard in ver
band met de intensivering van het goederen- en
personenvervoer in de omringende straten die dit
55
CHnro. At«i
Aan het Damrak kon een ander reisbureau een geheel nieuw
gebouw optrekken, is het resultaat beter voor de gevelivand?