en van beleidskracht. Men kan niet stellen: de on
ontkoombare economische of verkeerstechnische
ontwikkeling dwingt tot doorbraken, dempingen en
hoogbouw in het centrum. Wie dat wil, wil het
welbewust, hij kiest voor de afbraak van de oude
stad, het doet er niet toe of het met kleine of gro
tere stukken tegelijk gebeurd. Maar waarvóór kiest
hij, wat is het stadsbeeld in het centrum dat hem
als ideaalbeeld voor ogen staat, verkieslijk boven de
oude huizenrijen langs straten en grachten?
Wanneer A. et A. constateert dat het niet goed
gaat met de architectuur, met de stedebouw en met
het landschap, dan slaat dit in de eerste plaats op
de nieuwe woon- en werkgebieden die in snel en
toch nog te langzaam! tempo het land over
groeien. Dat zijn dus wijken die op grond van een
modern stedebouwkundig plan, rekening houdend
met de eigentijdse eisen inzake wonen, werken, ver
keer en recreatie, worden opgetrokken.
In tegenstelling tot de stadsuitbreidingen van om
streeks veertig jaar geleden, die nog in sterke mate
voortborduurden op een traditioneel patroon, zijn
de huidige in hun gehele opzet vrij van historische
herinneringen.
Wanneer echter de vakmensen zich, tussen de druk
te van hun dagelijkse besognes door, even bezinnen
op wat er nu eigenlijk gebeurt, dan zijn zij niet
voldaan. De strijd tegen de slechte 19e eeuwse
stadsaanleg, met zijn volstrekt onvolwaardige volks
huisvesting, is gestreden. Er is nu groen, er is zon,
licht en ruimte voor verkeer en ontspanning. De
woningen zijn nog lang niet ideaal, maar veel rui
mer en comfortabeler dan toen. Maar het élan is
weg. „Dat komt niet omdat het ons aan middelen
ontbreekt maar omdat wij niet weten wat wij moe
ten doen met de middelen die ons ten dienste
staan". De wortels van deze vertrouwenscrisis zijn
wijdvertakt in vele verschijnselen van de heden
daagse samenleving.
Het ware onzin hier van een falen der huidige
architektengeneratie te spreken. Dat het onbehagen
van die zijde uitgesproken wordt, getuigt veeleer
van een eerlijke bezinning die slechts vruchtbaar
kan zijn voor de toekomst, voor een nieuwe aan
loop. Maar dit heeft wel consequenties voor het
vraagstuk dat ons hier bezighoudt: het gezicht van
de oude stad. Want als er reeds onzekerheid heerst
over de vormgeving van een nieuwe wijk, waarvan
het programma van eisen te overzien is, hoeveel te
meer geldt dan deze onzekerheid ten opzichte van
het centrum van een grote stad, vol historisch ge
groeide en misgroeide situaties. Niemand kan
tegenwoordig met redelijke zekerheid een program
ma opstellen van de functies die het centrum van
53
Boven de steeds veranderende winkelpuien geven de oude
geveltoppen aan deKalverstraat haar schaal en sfeer.
Waar de oude gevels verdwenenis ook het Amsterdamse
karakter zueg: Nieuiuendijk. Het kan ook de winkelstraat van
een willekeurige provinciestad zijn.