straten van het toen gebouwde Zuid en West. Maar in de oude stad wilde het niet lukken ondanks de goede bedoelingen en gewetens. Het merendeel van de tussen-oorlogse bouwerij in het centrum staat trouwens niet op naam van de begaafde ar chitect van toen, maar is uitgevoerd door mediocre navolgers, die met loze vernieuwingsleuzen het ge brek aan cultureel inzicht van hun principalen mas keerden. Zie het gebouw „Candida". Wie de architectenbladen uit de laatste jaren inziet bemerkt onmiddellijk een fundamenteel verschil met de toon van veertig jaar geleden. Als voorbeeld een citaat uit een brochure van het genootschap A. et A.: Over de gestalte van onze materiële om geving en de toekomst van A. et A. „Het gaat niet goed met de architectuur. Het gaat niet goed met de stedebouw. Het gaat niet goed met het Nederlandse landschap. Dat komt niet omdat het ons aan middelen ont breekt, maar omdat wij niet weten wat wij moeten doen met de middelen die ons ten dienste staan. Er is zoveel te doen, maar we weten niet hoe wij het zullen doen. Temidden van steeds groeiende mogelijkheden groeit ook onze besluiteloosheid en groeit boven dien een angstwekkend automatisme van hande len". Dit is niet een geïsoleerde uiting van mismoedig heid, het is een thema dat in allerlei beschouwin gen terugkomt. Er is een manifeste onvrede met de stand van zaken. Het enthousiaste geloof in de stralende nieuwe tijd, die als een zware knop op openbreken staat, is vervlogen. Dat is niet zonder meer een verlies. Beter nuchtere zelfkritiek dan bedriegelijke fanfares! Maar het heeft wel consequenties voor het pro bleem van het bouwen en restaureren in de Am sterdamse binnenstad. Ook hier is „zindelijk" den ken nodig. Men kan het blijvend voortbestaan van de historische structuur, van de rooilijnen en straat profielen, in twijfel trekken op groncl van verkeers technische argumenten. Door velerlei pressiegroe pen wordt nog steeds aangedrongen op vergroting van het voor verkeer en parkeren beschikbare op pervlak, door middel van doorbraken, dempingen, beslagleggen op tuinen e.d. Daar staan andere, o.i. veel zwaardere argumenten tegenover op hetzelfde vlak: dat al deze maatregelen in geen redelijke verhouding staan tot de groei van de verkeer- en parkeerbehoefte, zodat zij, mede door de stimu lerende werking die ervan uitgaat, de congestie binnen zeer korte tijd erger maken dan tevoren. Daarnaast staan argumenten van andere aard: de ruïne van het stadsbeeld en de exorbitante kosten. Men kon tot voor kort de toekomst van de oude stad in haar historisch gegroeide vorm betwijfelen op constructief-technische gronden: de paalfunde- ringen raken op. De druk van het trillende wegdek is de genadeslag voor de funderingen die vaak veel ouder zijn dan de huizen die erop staan. Sinds de uitvinding van de de Waal-palen die onder een be staand gebouw in de grond gedrukt worden, is het technisch mogelijk ieder gebouw, als is het nog zo verzakt, weer op de been te krijgen. Toch moeten wij ermee rekenen dat, globaal genomen, alle van vóór 1800 daterende huizen in deze eeuw een fun deringsvernieuwing of -versterking moeten onder gaan. En dan hangt het al dan niet uitvoeren van deze millioenen-operatie af van de twijfel der eco nomen aan de rentabiliteit van de oude stad. Ook op dat vlak is argument tegenover argument te stellen: de investeringen van de overheid en het particuliere kapitaal bij een restaurerende aanpak zijn af te wegen tegen de investeringen bij onteige ning, sloop, herverkaveling en nieuwbouw. Bij al deze overwegingen geldt dat het stuk voor stuk delen zijn van een onderling samenhangend vraag stuk. De economische vragen zijn niet te beant woorden zonder de verkeerstechnische, de construc tieve niet zonder de financiële. Eenzijdige belich ting van één aspect geeft een verwrongen en on overzichtelijk beeld. De spil waar dit gehele com plex om draait blijft hoe moeilijk het economen, financiers en verkeerstechnici ook valt te erkennen de architectonisch-stedebouwkundige kwestie: zal Amsterdam zijn historisch gegroeide schoonheid be houden of niet. Dat is een zaak van beleidskeuze 52 Welk stadsbeeld willen wij aan de volgende generatie na laten, links of rechts? Bedrijfsgebouw aan de Kloveniers- burgiual.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1965 | | pagina 18