standplaats goed weet te kiezen, en wacht op de
meest flatteuze belichting kan heel wat verwachtin
gen wekken. De werkelijkheid op een gewone grau
we dag, en van andere kanten gezien, valt dan wel
eens tegen. Een der meest treffende voorbeelden
van tendentieuze illustratie is te vinden in het
overigens voortreffelijke boek „Amsterdams Bouw
kunst en stadsschoon", door Prof. J. G. Wattjes en
F. A. Warners, 3e druk, 1948, waar op blz. 294-295
van het gebouw „Candida" op de N.Z. Voorburg
wal een detail de uitgang en een frontaal aan
zicht zonder belendingen worden afgebeeld. Het
bijschrift luidt: „Aan de N.Z. Voorburgwal, de
vroegere gracht, vormende de eerste omwalling van
de stad, worden de oude grachthuizen langzamer
hand vervangen door moderne kantoorgebouwen
en courantengebouwen. De beide hier getoonde
huizen („Candida" en „De Telegraaf", red.) zijn
voorbeelden van enigszins versoberde Amsterdam-
sche school-architectuur, volop modern en toch niet
storend naast de lagere oude grachthuizen".
Nu is het „volop modern" een argument dat thans,
33 jaar later, zijn weinige zeggingskracht compleet
verloren heeft wat een waarschuwing inhoudt om
dezelfde inhoudloze bewering niet telkens opnieuw
als kwaliteitsnorm te gebruiken. Wij zien in
tegenstelling tot het Telegraafgebouw van J. F.
Staal, dat een boeiend stuk architectuur blijft het
gebouw Candida als een melig Amsterdamse school-
aftreksel. Dat het niet storend zou zijn naast de
half zo hoge oorspronkelijke grachtbebouwing is
een héél raar grapje, temeer omdat een der auteurs
van het geciteerde boek de architect is van het
bewuste gebouw
Zijn wij sindsdien verder gekomen? Is het zintuig
voor het verantwoorde nieuwe bouwen in de oude
stad verfijnd, is het inzicht verdiept en verbreed?
Toevallig sloeg ik dezer dagen een paar oude num
mers op van „Wendingen", in de grillige, preten
tieuze typografie van Wijdeveld. Sterker nog dan
het volkomen „gedateerde" van het daarin bespro
ken werk ouderwetser dan tal van vijftig of
honderd jaar oudere gebouwen! trof mij het
enthousiaste geloof in de nieuwe tijd, de nieuwe
kunst en de nieuwe gemeenschapsidealen, waarvan
het doorbreken een zaak scheen die de jongste
generatie in enkele decenniën zou kunnen bevech
ten. Dat geloof maakt, achteraf gezien, allerlei in
grepen, slopingen en nieuwe gebouwen die in de
twintiger jaren in de oude stad tot stand kwamen,
wel niet minder storend maar toch in hun be
doeling verstaanbaar. Het gebeurde als het ware
met een goed geweten. Er zou iets schoons en
nieuws opbloeien naast en tussen het oude, wel
mooie, maar toch zo burgerlijke Amsterdam van de
voorbije eeuwen! En met erkenning van alle be
zwaren, die men later tegen de snel verwaterde Am
sterdamse school heeft aangevoerd, toch blijft er
een echo van dat enthousiasme naklinken in vele
ee-
51
Vernielende vernieuwing van het stadsbeeld: (boven)
bouw Candida, N.Z. Voórburgwal, 1933, (onder) gebouw
lenkamp, O.Z. Voorburgtual, 1910.
Hol-