constructie verankerd moeten zijn, om te voorko men dat zij bij een storm loswrikken en op straat storten. Het ligt daarom voor de hand dat de toppen periodiek hersteld of vernieuwd moeten worden. Vele 17e eeuwse huizen hebben in de 18e eeuw een nieuwe top gekregen. In de 19e eeuw maakte men het zich gemakkelijker: de versleten top werd vervangen door een rechte lijst. In 1857 schreef Prof. Alberdingh-Thijm: „Wat vorm van geestloosheid ons Holland sprei ten toon, Ik „platte lijst" getuig: de platheid spant de kroon". Dat was ruim honderd jaar geleden. Zoeken wij nu naar de platte lijsten die Alberdingh Thijm's gram schap opwekten, dan valt het nogal mee. Zeker, hij had gelijk, het zijn geestloze timmerwerkjes. Het stadsbeeld is er saaier en schraler door geworden, mede omdat de toen „gemoderniseerde" huizen niet alleen hun zwierige top verruilden voor de platte lijst, maar ook in plaats van hun kernachtige 17e eeuwse kruiskozijnen of hun sierlijke 18e eeuwse roedenverdeling de bijzonder lelijke T-ramen kre gen. Toch zijn die honderd jaar geleden gebouwde of verknoeide huizen in de oude stad onschuldige overtredingen in verhouding tot de misdrijven die erop gevolgd zijn. Zelden gaan zij de maat van het oudere pand te buiten in de hoogte of in de breed te, theestal is de kleur traditioneel goed, en dan zijn het onopvallende „stoplappen" in de gevelwand. Dat de tweede helft van de vorige eeuw goede schilderkunst maar miserabele architectuur voort gebracht heeft, kunnen wij in alle kunsthistorische handboeken lezen. Geen talent en geen vakman schap eigenschappen die zeker niet ontbraken bij de bouwmeesters uit die dagen konden op de wankele basis van de stijlimitaties tot sterke schep pingen komen. Toch is die, periode niet zó slecht als zij vaak wordt afgeschilderd. Het vernietigende oordeel over de neo-stijlen dient immers als de achtergrond waartegen de herrijzing van de bouw kunst sinds de eeuwwisseling stralend moet afste ken, en, eerlijk gezegd, van dat verhaal begint de ideologische fanfare ook zo langzamerhand wat vals en vermoeid te klinken. Wanneer wij constateren dat sinds de Beurs de architectonische ontwikkeling van onze eeuw in Amsterdam gevolgd kan worden aan de hand van tal van goede, interessante voorbeelden, van Ber- lage's constructivisme naar de zwierig-schilderach- tige Amsterdamse School en dan verder naar wat voor de oorlog „het nieuwe bouwen" heette met zijn na-oorlogse uitgroei, dan geldt daarbij dezelfde be perking als bij het feit dat er in driekwart eeuw zoveel meer begrip is gegroeid voor de waarde van de historische bouwkunst. Het is waar, maar het is een klein stukje waarheid naast een over stelpende hoeveelheid feiten, die het tegendeel de monstreren. Daden van vandalisme waartegen des tijds geen protest mocht baten de sloping van de N.Z. Kapel b.v., of van de prachtige huizen aan de Nieuwmarkt voor het gebouw Flesseman, of van de kostelijke hoek Keizersgracht-Wester- markt voor het lelijke kantoorgebouw uit 1928, dat daar nu staat zouden nu door overheidsingrijpen worden voorkomen. Er zijn huizen-restaurerende instellingen ontstaan, er is een gemeentelijke mo numentenzorg, er zijn tal van publikaties en perio dieken die begrip tonen en wekken voor de grote waarden van het schone karakter van de oude stad. Dat is alles waar en het geeft reden tot erkentelijk heid, maar toch is van de op de Rijksmonumenten lijst van pl.m. dertig jaar geleden vermelde percelen ruim een vierde verdwenen, en toch gaat het af knabbelen van oud-Amsterdam de cijfers zijn herhaaldelijk in ons blad genoemd gestadig ver der. Dat mogen wij vooral niet vergeten. Het is niet zo moeilijk een stralend optimistisch plaat werkje samen te stellen met foto's van vóór en na restauraties: de conclusie luidt: dat er als nooit te voren voor de monumenten wordt gezorgd. Het is evengoed mogelijk en fotoverhaal samen te stel len over de ontwikkeling van de 20ste eeuwse ar chitectuur, dat de indruk wekt: wat wordt er, sinds de grote baanbreker Berlage, toch goed gebouwd in Amsterdam. Een architectuurfotograaf die zijn 50 De variatie der ijle houten puien (St. Olofspoort)

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1965 | | pagina 16