Boekbespreking het Protestantse Kerkje dat nu zo aardig met zijn toren aan de Molenbeek staat (straks: achtererf, bedrijfsbebouwing toegestaan, m.a.w. glazen garage- kappen) en een eind-18de eeuws pand aan de Hei straat, dat als een geïsoleerd blokje alleen blijft staan op een breed trottoir. Ook de stadsboerderij verdwijnt, door verbreding van de Plakstraat aan de Noordzijde, en zo zijn er meer verbredingen ge projecteerd. Kijkt men dan naar de aangegeven bestemmingen, dan blijkt deze sloperij bedoeld te zijn om een on evenredig groot oppervlak te bebouwen met win kels en vooral grootwinkelbedrijven. Over de archi- tectonische verschijning van grootwinkelbedrijven in kleine steden behoeft niemand zich meer illusies te maken, daarvan zijn te veel voorbeelden bekend. Wij bladeren opnieuw het tien jaar oude rapport van de stadskerncommissie door, en stellen ons voor wat Sittard nu zou kunnen zijn als men die aanbevelingen had opgevolgd. Daarvoor zou, zo staat er, durf, doorzettingsvermogen, goede smaak en, helaas ook geld nodig zijn geweest. Als dit nieuwe stadskernplan wordt uitgevoerd kan men wel aannemen dat, inderdaad helaas!, alleen het laatste een rol heeft gespeeld G. B. 39 D- secretaris van het Genootschap Amstelodamum en van de gemeentelijke Commissie Heemkennis, L. C. Schade van Westrum, heeft alle liefhebbers van Amsterdam opnieuw een genoegen gedaan met een kostelijke publikatie „Groeten uit Amsterdam, prentbriefkaarten uit grootvaders album", in de reeks de Bussy Paperbacks. De simpele „Ansicht", een Duitse uitvinding van 1870 begint in 1886 zijn Nederlandse loopbaan en krijgt in 1905 zijn huidige postale vorm: plaatje op de voorzijde, tekst en adres ieder op een helft van de keerzijde. Die plaatjes blijken nu, 50 tot 75 jaar later, al een grote waarde te krijgen als topografische dokumentatie. Al lerlei reeds lang verdwenen en bijna vergeten aspecten van het Amsterdamse straatleven zijn vastgelegd op de prent briefkaarten. Belangrijker dan deze verbleekte couleur locale zijn echter de gegevens die men hierin vinden kan over inmiddels verdwenen huizen en verminkte straatbeelden. De bondige tekst bevat vele wetenswaardigheden. „Groeten uit Amsterdam" is een boek dat in geen Heemschut-boekenkast mag ontbreken: de conclusie is duidelijk, nl. nu er reeds zo veel verdwenen is van het typisch Amsterdamse stadsbeeld, dient verdere achteruitgang zo krachtig mogelijk te worden tegengegaan. Het door Scheltema en Holkema uitgegeven werk van Mej. Dr. I. H. van Eeghen „Uit Amsterdamse dagboeken, de jeugd van Netje en Eduard Asser" toont ons een geheel ander ge zicht van Amsterdam. Niet alleen beschrijft het een veel vroegere periode, de jaren 1819—1833, maar ook een milieu dat ver verwijderd was van de schilderachtige straattafrelen der prentbriefkaarten. Netje en Eduard groeiden op en schre ven hun dagboeken in het statige patriciërshuis Singel 548 dat in 1639 door Philips Vingboons was gebouwd voor burge meester Huydecoper, en dat in de oorlog afbrandde. Een der gelijk huis duidde iets aan van de plaats die de bewoner in de samenleving bekleedde. De Assers hoorden niet meer thuis in de Jodenbuurt, maar zij maakten evenmin deel uit van het exclusieve Amsterdamse patriciaat dat wortelde in de nog maar kort tevoren afgesloten regententijd. Zij behoorden tot de geëmancipeerde, zeer ontwikkelde, internationaal ge oriënteerde, Joodse kringen die in de 19de en 20ste eeuw zulk een belangrijke rol in het culturle leven van Amsterdam hebben gespeeld. Mej. van Eeghen heeft het persoonlijk karakter van de door heel jonge mensen geschreven dagboe- ken gerespecteerd; zij heeft er slechts losse citaten uit ge haald en deze vervlochten in een milieubeschrijving die gegroe peerd is in een aantal afzonderlijke rubrieken zoals: de familie, de Joodse kerk, de comedie, de buitenwereld, en dergelijke. Aangrijpende lectuur is het niet: wat broer en zuster meemaakten speelt zich af in een zeer beschut wereld je waar kleine dagelijkse dingen als grote evenementen werden ervaren. Door de deskundige bewerking van het materiaal is mej. van Eeghen er evenwel in geslaagd een stuk „petite histoire" van het vroeg-19de eeuws Amsterdam te schrijven dat een waardevolle aanwinst vormt van de dokumentatie over dit tijdperk. - i Friese klokken, vormgeving en- techniek werd geschreven door W. F. J. Hana en uitgegeven door C. A. J. van D.ishoeck te Bussum. Het is een verzorgd klein boekje, met foto's en zeer instructieve tekeningen geïllustreerd, dat de leek die een uur werk toch altijd als een geheimzinnig, bijna levend organisme beziet, een verhelderend inzicht geeft over de stoel- en staart klokken die nu weer zo sterk in de belangstelling staan. Ruim een eeuw geleden was de klokken makerij nog een bloeiend bedrijf, uit 1857 is een productiecijfer "van 4000 exemplaren bekend, en er werden Friese klokken geëxporteerd naar Noord en Zuid-Amerika en naar Nederlands Indië. Toen kwam de import van Duitse fabrieksklokken die nauwkeuriger en lan ger liepen; het klinkt ongelooflijk, maar de schrijver haalt een ooggetuige aan, een oude uurwerkmaker die het als jongen meegemaakt heeft dat de winkeliers korting gaven op een nieuwe importklok bij inlevering van een oude stoel- of staartklok, en deze werden dan op grote schaal vernietigd, als brandhout en oud metaal. Rond 1925 verdween de laatste Friese klokmakerij en nu worden de laatste exemplaren die her en der gevonden worden op zolders of in afgelegen huizen, voor stevige prijzen gekocht en met zorg gerestau reerd. Hoeveel prachtige exemplaren zijn er zo zinloos ver nield! Maar is de wijze waarop onze generatie met de oude woonhuizen omspringt, niet even kortzichtig en even dom? Het boekje van de heer Hana is niet alleen voor de verzame laar interessant zoveel oude klokken zijn er niet meer dat het aantal echte verzamelaars groot kan zijn maar ook voor iedere belangstellende in de oude Nederlandse ambachtskunst. Deze belangstellenden zullen ook met vreugde het boek „Dit land boven het IJ" begroeten, samengesteld door J. J. Schilstra te Bergen en onder auspiciën van het Historisch Genootschap „Oud West-Friesland", uitgegeven in de Stolp hoevereeks door de uitgeverij „West-Friesland" te Hoorn. Zo als de schrijver in zijnvoorwoord zelf opmerkt is de keuze

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1965 | | pagina 25