Pretoria heeft een boeiend 19de-eeuws Kerkplein, een fraai hart van de stad, maar men laat dit over meesteren door een mastodonterig glazen admini stratiegebouw, dat op zichzelf grote kwaliteiten heeft, maar dat niet past op deze plek. Het heeft vooral veel ruimte nodig om goed tot zijn recht te komen. Nu mist het dit en bovendien drukt het de omgeving door zijn immense schaalver groting. In Johannesburg, dat in mateloze bouwhonger drif tig uitbreidt en daarbij ogenschijnlijk geen hoogte beperking in acht neemt, hangt boven zijn prach tige tot nog toe gespaarde Melville Koppies, waar zich een wonderlijk zuiver natuurpark bevindt, de dreiging tot bebouwing. Het verlies zal dan vol komen zijn, en absoluut onherstelbaar, want het betreft ongerepte grond. Pieter Maritzburg is voornemens zijn zo zinvolle Geloftekerk te omgeven met torenhoge bouwwer ken, daarmee dit gewijde huis, dat tot een natio naal begrip is geworden, vernederend tot een mi niatuurgebouwtje verloren tussen de bouwreuzen. Tegelijkertijd heeft men wél een groot gevoel voor eigenwaarde en wekt men de indruk, niet alleen trots te zijn op het eigene, maar daar ook wat voor over te hebben. Deze vreemde en schijnbaar tegenstrijdige zaken, waar verwondering en bewondering afwisselen, prikkelen cle nieuwsgierigheid, zodat men zich on willekeurig gaat verdiepen in de vraag, hoe staat het eigenlijk met de historische- en natuurmonu menten in Zuid-Afrika? Monumenten- en natuurbewaring actueel Juist in deze tijd blijkt dit een actuele kwestie te zijn, waar vóór- en tegenstanders van wat in Zuid- Afrika „bewaring" heet, vurig door bewogen kun nen worden. Heb ik goed gezien, dan is er groeiende belangstel ling en aandacht voor de bewaring, omdat er in deze jonge, welvarende en van energie bruisende staat een groeiend cultuurbesef is. Men tracht daar allerwege leiding aan te geven door het oprichten van plaatselijke musea met het doel de ontglippende getuigenissen van de jong ste historie vast te houden. Ik trof meer dan ge wone belangstelling aan voor natuurbewaring, het geen zich niet alleen uit in de geweldige belang stelling voor een nationaal reservaat zoals de Kru- ger wildtuin (een initiatief van Paul Kruger!) maar ook voor particuliere wildtuinen van geringer om vang, die zich in of nabij de „plaatsen" bevinden. Het uit zich eveneens door de brede belangstelling voor bijv. bomen, zoals de in de 17cle eeuw door Simon van der Stel voor het eerst geplante eike bomen, die het sieraad van Stellenbosch uitma ken, voor de eeuwenoude kamferbomen vóór de plaats Vergelegen, maar ook voor de wonderboom bij Pretoria en de jacaranda-bomen in Pretoria en Johannesburg, van zoveel jonger datum. De belangstelling in brede kring, dacht ik, is voor de fauna en flora van Zuid-Afrika daar wat groter dan voor de historische monumenten. Dit zal voor al het gevolg zijn van de geweldige slachtingen, welke eertijds het wild zijn toegebracht en door het verloren gaan van natuurgebieden door het bou wen zonder weloverwogen plannen te maken. Dat heeft de schrik er in gebracht. De onstuimige bouwdrift in het welvarende Zuid- Afrika van nu, die monumenten en gehele oude straten en wijken doet wegmaaien, gaat nu ook bedenkingen oproepen bij de bevolking en geeft hartzeer ten aanzien van het verdwijnen van his torisch en architectonisch belangrijke gebouwen. Ongefundeerde verwijten Ook in Zuid-Afrika klinken de, in ons vaderland zo bekende, kreten van hen, die zo graag moderne wegbereiders zijn en menen de samenleving goede diensten te bewijzen door alleen maar ferm voor uit te zien. Men kent het wel, men stelt tegenover elkaar de extreme oudheidminnaar, die alles in zijn geheel behouden wil, tegenover de kille func tionalist, die alles slopen wil. Nee, dan zij, de mo derne wegbereiders, zij willen, als een huis bij zondere architectonische betekenis heeft, estheti sche waarde, historisch van belang is en zo'n huis is óók nog in goede staat, in zo'n geval willen zij bewaring wel overwegen. En als het dan in de weg mocht staan, dan verplaats je het maar, want dat doen zij in Amerika ook! En wanneer deze redenering u niet overtuigt, dan lijdt men aan antiquarische sentimentaliteit en dan moet men er wel aan denken, dat wij niet meer in de tijd van de trekschuit leven in Zuid- Afrika wordt dan de oswa genoemd. Wie nu nog tegenweer heeft, krijgt te horen, dat verandering het levensbloed van de vooruitgang is en aan overgevoelige antiquarische geestdrift niet toegestaan moet worden dit maar te belem meren! Deze weergaloze eenzijdigheid maakt onze zuid- afrikaanse vrienden wel even stil, maar na even bezinnen, komt men toch al in verweer tegen wat ook daar als cultuurloos en als te dom wordt be schouwd, voor een volk, dat zich zijn eigen plaats en taak bewust gaat worden. Niemand zal betwijfelen zelfs niet in antiquari sche sentimentaliteit dat er moderne middelen moeten worden toegepast en nieuwe wegen moe ten worden gebaand, maar wel is men gerechtigd tot verzet, als dit ten koste van de historische of natuurhistorische monumenten gaat, want dan tast men zijn nationale cultuur aan. Reactie op verwaarlozing en vandalisme Een schuchter verzet begon in 1905, toen een groepje burgers een vereniging oprichtte om be langstelling te wekken voor de bewaring van plek- 30

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1965 | | pagina 16