Heemschutberichten
Oude Vestingwerken
Toen in juli 1964 de beide gerestaureerde hoek
torens van het kasteel van Breda weer in gebruik
genomen konden worden sprak Generaal Stoorvogel
over de vele gebouwen met historische en culturele
waarde die door het Ministerie van Defensie wor
den beheerd, en over de verplichting deze monu
menten zo goed mogelijk voor het nageslacht te
bewaren. „Het is bepaald niet overdreven hiertoe
jaarlijks in de miljoenenbegroting een vast bedrag
op te nemen", aldus de generaal. Dat de wijze
waarop de militaire autoriteiten zich over het alge
meen van deze plicht gekweten hebben nu niet tot
onverdeelde bewondering aanleiding gaf, is bekend.
Op één punt bestond echter de laatste tijd een goe
de regeling: wanneer vestingwerken geen enkel
militair belang meer hadden, ook niet als opslag
plaats, dan werd de eventuele verkoop verzorgd
door de Dienst van de Domeinen, en deze dienst
ging eerst na of de betreffende werken uit histo
risch oogpunt van belang waren en daarom behou
den dienden te blijven. Na de grote sloopziekte van
de vorige eeuw was zodoende een sfeer van overleg
en deskundig oordeel gegroeid over de oude ves
tingwerken, die immers niet alleen uit historisch,
maar ook uit stedebouwkundig, landschappelijk en
vaak zelfs uit botanisch oogpunt zo bijzonder waar
devol kunnen zijn. In deze situatie heeft de Stich
ting „Menno van Coehoorn" haar belangrijk werk
kunnen opbouwen.
Verontrust is daarom het bestuur van de Bond
Heemschut door berichten dat Defensie voornemens
zou zijn een groot aantal vestingwerken in de Hol
landse Waterlinie, de Grebbelinie en elders recht
streeks te verkopen. Grote historische betekenis
zullen deze werken als regel niet hebben, maar voor
het landschap en voor de actieve recreatie kunnen
zij van belang zijn. Nu aan de recreatie zoveel aan
dacht wordt besteed, zouden deze aspecten toch
eerst onderzocht moeten worden. Het zou zeer te
betreuren zijn als dergelijke objecten in de parti
culiere, wellicht speculatieve sfeer terechtkwamen,
met de kans dat zij verloren gaan of een voor het
landschap ongewenste bestemming krijgen.
Heemschut heeft zich terzake tot de Minister van
O., K. en W. gericht.
Loenen, komplan
De gemeenteraad van Loenen heeft de door Heem
schut ingediende bezwaren ongegrond verklaard:
de raad deelt de mening van de Bond niet en de
aangevoerde motieven hebben niet tot wijziging van
het plan geleid.
Dus gaat Heemschut in hoger beroep bij G.S.
Monnikendam, Damsluis
Naar aanleiding van een onderzoek dat is ingesteld
naar de toestand van de damsluis heeft Heemschut
in een uitvoerig schrijven aan het college van B.
en W. van Monnikendam gewezen op de uitzonder
lijke betekenis van dit waterbouwkundige monu
ment, dat bovendien in het stadsbeeld een onver
vangbare plaats inneemt. Naar wij inmiddels ver
namen is de uitslag van het onderzoek gunstig en
vallen de kosten die met de restauratie gemoeid
zijn mee. Het gemeentebestuur van Monnikendam
heeft herhaaldelijk bewezen een open oog te heb
ben voor het oude stadsschoon, zodat er reden is
de verdere ontwikkeling met vertrouwen af te
wachten.
's-Gravenhage, Monumentenlijst
Aan de gemeenteraad van Den Haag en aan de
Minister van O., K. en W. heeft Heemschut ver
zocht om bij het vaststellen van de monumentenlijst
te overwegen of een aantal belangrijke panden die
voor de aanleg van een ringwegenstelsel in de bin
nenstad gesloopt zouden moeten worden, elders in
de binnenstad kunnen worden herbouwd. Naar
analogie van het percentage van de bouwsom dat
bij grote overheidsgebouwen voor de plaatsing van
kunstwerken wordt bestemd, zouden bij saneringen,
verkeersverbeteringen e.d. eveneens gelden uitge
trokken moeten worden om verlies van nationaal
cultuurbezit te voorkomen, door het elders herbou
wen van waardevolle percelen die in verband met
dergelijke werken niet ter plaatse gehandhaafd
kunnen blijven.
Een pand dat volgens Heemschut niet geamoveerd
zou mogen worden is echter het Huis van der Duyn
van Maasdam, de woning van een der voormannen
bij het herstel der onafhankelijkheid in 1813, welk
feit in 1963 door een gedenksteen is gememoreerd.
Wanneer men denkt aan de zorg die in het buiten
land wordt besteed aan dergelijke panden waarin
de herinnering aan belangrijke historische figuren
voortleeft, blijkt uit het voornemen om dit huis af
te breken, kort na de viering van het 150-jarig be
staan van het Koninkrijk, wel een beschamend ge
brek aan piëteit. De ligging tegenover de Nieuwe
Kerk maakt dat het ook bij de beoogde wijziging
van de omgeving een stedebouwkundig accent van
betekenis kan blijven.
Een eveneens zeer belangrijke kwestie is het Malie
veld. Volgens het gemeentebestuur zou ten aanzien
van het Malieveld wel van een stads- of landschaps
beeld, maar niet van een monument gesproken
kunnen worden. Heemschut spreekt geen oordeel
26