Amsterdam en Warschau Zoals in het voorgaande reeds werd opgemerkt is de Amsterdamse binnenstad alleen al door zijn grote uitgestrektheid niet te vergelijken met de Altstadt van Warschau. Toch dringt zich een ver gelijking op, en wel in de bereidheid om de cultu rele betekenis van de historische aanleg en be bouwing in de stadskern-reconstructie te betrek ken als een belangrijke, voor de toekomst zwaar wegende factor, en in het enthousiasme om zich daarvoor in te spannen. Warschau was voor 85% verwoest; woningen, straten, bruggen, scholen, regeringsgebouwen, fabrieken, kantoren, alles moest worden herbouwd of hersteld. Nu telt de stad, be halve al deze strikt noodzakelijke bouwwerken, weer 15 musea en 17 theaters. Tientallen histori sche kerken, barokpaleizen en andere belangrijke monumenten her en der in de stad zijn uit het puin herrezen. Om zich een voorstelling te maken wat dit betekent aan extra-moeite en kosten bij de algemene wederopbouw, behoeft men slechts te denken aan het herstel van geïsoleerde monumen ten als de St. Laurens in Rotterdam of van de St. Eusebius te Arnhem. Dat degenen die zich in 1945 verantwoordelijk wisten voor de onoverzienbare hoeveelheid urgente wederopbouw-taken in de Poolse hoofdstad ook nog de durf en de energie opbrachten voor een op het eerste gezicht zo weinig voor de hand lig gende opgave als de reconstructie van de Altstadt, is wel bewonderenswaardig. In dit opzicht voelt men zich als Nederlander enigszins beschaamd. Het is niet nodig hier uit te weiden over het herstel van de oorlogsschade in Nederland, noch ook over de na-oorlogse ontwikkeling van Amsterdam. De aan leg van de tuinsteden, de havenuitbreiding, de heroriëntatie na het wegvallen van Indonesië uit de nationale economie, behoeven in dit kader nau welijks vermelding: het zijn bekende, maar daar om niet minder respectabele prestaties. Maar als wij denken aan de 17 theaters die in Warschau gebouwd, hersteld of geheel herbouwd werden ten behoeve van een bevolking van iets meer dan 1 miljoen, dan is de situatie op dit punt in Amsterdam, waar buitenlandse gezelschappen zich zelden meer vertonen wegens gebrek aan accommodatie, bepaald niet om trots op te zijn. Deze omstandigheid is symptomatisch voor een ons maar al te vertrouwde mentaliteit, waarin zich een atavistisch vooroordeel dat uitgaven voor culturele doeleinden maar overbodige luxe vormen, op de ongelukkigste wijze vermengt met een modern materialisme dat in glimmende technische appara tuur en licht verteerbaar amusement de meest be geerde zaken ziet. Tegen deze stroom moeten ook de mensen oproeien die de in Amsterdam zo bitter noodzakelijke rege neratie van de binnenstad in betere banen willen leiden clan een spectaculaire, kortzichtige, en voor de oude bouwkunst desastreuze reconstructie zoals Brussel te zien geeft. In Amsterdam is de strijd nog onbeslist. De oor logsschade in de binnenstad is beperkt gebleven tot een paar huizen aan het Singel bij de Munt in 1940, de sloping van leegstaande huizen in de hon gerwinter, en tot een algemene verwaarlozing van oude panden. Een principiële stellingname voor het herstel, zoals in Warschau, was dus niet ur gent, en werd door de woningnood verder uitge steld. Waar een ruimtelijk beperkte keuze door de omstandigheden werd afgedwongen in de voor malige Jodenbuurt kunnen wij het resultaat be kijken in de nu in uitvoering zijnde wecleropbouw- plannen Weesperstraat en Jodenbreestraat. Verge leken met het tempo in Brussel en in Warschau verloopt die uitvoering traag. Dat heeft het voor deel dat de plannen met name wat het nog niet uitgevoerde plan-Nieuwmarkt betreft aan de gewijzigde inzichten kunnen worden aangepast. Zeker is dat de wederopbouwplannen beter door dacht en grondiger voorbereid zijn dan de Brus selse. Hoewel er bij de publicatie fel tegen gepro testeerd werd door de oudheidkundige verenigin gen—en niet ten onrechte is het contrast tussen de nieuwe en de aansluitende oude bebouwing 135 Warschaunoordoosthoek van het marktplein (uit die Alt- stad t von Warschau"),

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1965 | | pagina 17