Openbare Werken trekt nogal krachtdadig het we gennet door de stad, de gemeenten moeten zien wat er op, aan en om die wegen gebeurt. Het gebrek aan coördinatie blijkt al direct uit de tweeslachtigheid van de ideeën over verkeer en par keren en over het openbaar vervoer. De fraai uit gegeven brochure „Het probleem van de verkeers- belemmering en de taak van het gemeenschappe lijk vervoer in de grote agglomeraties", uitgegeven onder auspiciën van het ministerie van Verkeers wezen en PTT, bevat een krachtig pleidooi voor afremming van de autovloed en grote investerin gen in het ondergrondse vervoersnet, maar de vele miljoenen gaan vooralsnog naar de kostbare werken die het autoverkeer naar het centrum en het parkeren i n het centrum bevorderen en daarmede hun eigen ontoereikendheid steeds dui delijker demonstreren. De grens van de stad Brussel valt, op de noordzijde na, samen met de boulevards die de pentagoon om ringen. Van west naar noordoost grenzen de ge- fneenten St. Jans Molenbeek, Anderlecht, St. Gil lis, Elsene, Etterbeek, en op korte afstand, Schaar beek, aan de oude stadskern. Dat het stadsbestuur van Brussel daarom zoveel mogelijk hoogwaardige centrumfuncties in de pentagoon bijeen wil hou den is begrijpelijk vanuit de bestuurlijke verhou dingen, maar of het tot een voor de toekomst bruikbare stad voeren zal is een andere, een nogal bange vraag. Een ding staat echter vast: het oude Brussel gaat grotendeels verdwijnen. Niet geheel natuurlijk. De Grote Markt zal niet worden gesloopt, dat is beschermd gebied. Ook elders in de pentagoon zijn beschermde monumen ten. Die bescherming gaat echter niet verder dan de gevels: daarachter mag de eigenaar zijn gang gaan. Ook de buurman hoeft zich niet aan de beschermde fragmenten te storen, wat tot ge volg heeft dat hier en daar, volkomen verloren tussen de torengebouwen, gerestaureerde restan ten van historische bebouwing komen te staan. Alweer moet men concluderen: het vooruitzicht is niet aantrekkelijk, maar vanuit de plaatselijke situatie te begrijpen. De plattegrond van het oude Brussel heeft immers niet, zoals de Amsterdamse, een hechte organische structuur die geheel ver bonden is met de vorm en schaal der oude be bouwing. Hier is een nogal verwarde middeleeuwse plattegrond, die in de 19de eeuw de drastische in greep onderging dat de rivier de Zenne werd over kluisd en veranderde in de centrale boulevard tus sen Noord- en Zuiderstation. Ook de bebouwing in het centrum is overwegend 19de eeuws, en dat wil zeggen dat zij nu verouderd is van indeling, constructief niet al te best, architectonisch meest al niet belangrijk, maar ook niet, zoals menig Am- serdams huis van ruim honderd jaar geleden, van schaal en hoofdvormen nog min of meer passend in een als totaliteit waardevol stadsbeeld. Het is dus moeilijk vol te houden dat de pen tagoon in zijn vóór de vernieuwing bestaande be bouwing en plattegrond gehandhaafd zou moe ten blijven uit overwegingen van monumentenzorg en stadsschoon. Er moet dus wat gebeuren, en dat zal ieder die in Brussel rondloopt volmondig erkennen: er ge beurt wat, en zelfs heel veel. De wijze waarop dit geschiedt heeft, binnen de ruime mazen van het richtplan en het rijkswegenplan, een sterk ele ment van improvisatie, en van particuliere on dernemingsgeest. Het zijn de bouwondernemers en beleggers die het initiatief nemen om een bepaald deel van de stadsvernieuwing te gaan uit voeren, het gemeentebestuur maakt het terrein bouwrijp door onteigening en ontruiming. Het is welhaast onvermijdelijk dat economische drijfveren daarbij sterker zijn dan culturele of sociale, dat de vernieuwing een incidenteel inplaats van een planmatig karakter krijgt. Dit is des te gevaarlijker omdat in de huidige overgangsfase van particulier naar openbaar vervoer binnen stedelijke gebieden een fase die in alle grote steden nog wel tien tallen jaren duren zal juist de economisch ster ken het meest „reactionair" zijn, namelijk zo lang en zo veel mogelijk plaats willen houden voor het particuliere vervoer, en daarop de situering van hun woon- en werkgelegenheid richten. De geprojecteerde hoge bebouwing, met hetzelfde nuttige vloeroppervlak als in de verstopte en verkrottende oude toestand, zal duur zijn en op dure grond staan, en daardoor een parkeerbe- hoefte scheppen die vele malen groter is dan de 131 Rijhstuegenplan door Brussel, grijs: de pentagoon.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1965 | | pagina 13