van de nieuwe uitbreidingen, hetzij de hoogbouw in
Slotervaart of de belofte die de Sloterplas en omgeving
in zich houdt, als recreatieoord, of de „Kolenkit" of de
„Verfdoos", of misschien zelfs het G.A.K.-gebouw,
dan neemt dat niet weg, wanneer u in uw woonsteden
teruggekeerd zijt, Amsterdam voor u altijd zal zijn
en blijven, vandaag en morgen, het Amsterdam met
zijn grachten, zijn koopmanshuizen, de Dam en de
kerktorens. Het zijn deze beelden, die onverbrekelijk
verbonden zijn met de voorstelling die wij ons van
Amsterdam maken, de symbolen die onmiskenbaar het
beeld bepalen, dat voor ons geestesoog opdoemt als
wij aan Amsterdam denken.
Het is over dit Amsterdam aldus Merkelbach
dat ik met u wil spreken, omdat dit het hart en de
ziel is en zal moeten blijven, wil alle arbeid, die men
aan de uitbreidingen besteedt, zinvol zijn en wil
Amsterdam zijn verband in de toekomst bestendigen.
Want de agglomeratie zou een zinloze verzameling
van woonwijken en tuinsteden worden als daar niet
in het centrum een levend hart ligt, dat de binding
voor alle bewoners van Amsterdam betekent'1.
Wat wij nu, in onze dagen de oude binnenstad
noemen, het gebied dat zijn begrenzing vindt binnen
de z.g. Singelgracht, was eeuwenlang de stad zélf,
d.w.z. het gebied dat plaats bood aan alle bestand
delen van vermogen en macht, van handel en nijver
heid, die haar tot de belangrijkste steden van de
wereld stempelden.
Als dan een lichaam, zoals de Raad voor de Stede-
bouw in één zijner rapporten als overtuiging uitspreekt,
dat deze binnenstad tegelijk één der grootste, best
bewaarde en in oorspronkelijke aanleg en bebouwing
belangrijkste stadskernen ter wereld is, mag dat ons
Amsterdammers, maar zeker ook ons als Nederlanders,
met eerbied en trots vervullen en ons doen bezinnen
op onze verplichtingen.
„Nergens aldus dit hedendaagse rapport werd
een zo grote harmonie bereikt tussen een logisch
doordacht stadsplan en een veelheid van individuele
huizen, nergens ook heeft het karakter ener zelf
standige burgergemeenschap een zo expressieve
architectonische gestalte gekregen als in Amsterdam".
Die verplichting zou in de eerste plaats moeten zijn,
de taak om deze binnenstad levend te houden. Vol
gens hedendaagse inzichten betekent dit, dat alle
bruikbare middelen moeten worden aangewend om
haar bewoond te houden, het centrum van winkelen
en amusement te doen blijven. Dat zal haar het
schrikbeeld van city-verwording besparen. De weer
galoos mooie structuur van de binnenstad maakt het
dwingend nodig om daarbij maat te houden. Niemand
beter dan architect Merkelbach heeft dit zo treffend
uitgedrukt, toen hij opmerkte:
„Als uw kantoorruimten in een der oude grachten
huizen gevestigd zijn kan dit heel goed en stijlvol
geschieden, zolang de maat en schaal van uw bedrijf
in overeenstemming zijn met de maat en schaal van
deze koopmanshuizen. Wordt deze schaal doorbroken,
dan belemmert u niet alleen uw eigen bedrijfsvoering,
maar vernietigt u ook de stijl en sfeer van de grachten
huizen, van uw eigen en die van de buren. En daar
mede vernietigt u juist datgene wat één van de voor
naamste aanleidingen voor u was om uw kantoor in
zo'n stijlvol huis en in zo'n stijlvolle omgeving te
vestigen. Er is een maat en grens waarbinnen dit
mogelijk is en deze kunnen niet straffeloos worden
overschreden".
In de restauratie Singel 434-436 is die maat gehouden,
de grachtwand is niet geschonden, het karakteristieke
beeld, dat zich voordoet als men van het Spui naar
het Singel gaat, is gehandhaafd, de stijl en sfeer zijn
behouden.
Het zou boeiend kunnen zijn van deze huizen de
geschiedenis na te vorsen en te verhalen van de bouw
tot heden. Ik zal dat niet doen, maar wil er wel aan
herinneren, dat van ouds het pand Singel 434, zoals
zovele Amsterdamse huizen, een naam droeg. Naar
de gevelsteen heette dit In den Thabor. De vrome
instelling der bewoners deed dit huis naar een Bijbels
voorbeeld noemen. De bergen Thabor en Kalvariën,
evenals de vier Evangelisten, waren geliefkoosde
onderwerpen voor boekverkopersuithangtekens. In de
19de eeuw was in dit huis gevestigd de boekhandel
van de firma C. L. van Langhuyzen, die door niemand
minder gedreven werd dan door de grote Amster
dammer Joseph Alberdingk Thijm, de vader van
Karei Alberdingk Thijm (Lodewijk van Deijssel). Hij
stierf in 1889 in zijn hierbij gelegen woonhuis aan de
N.Z. Voorburgwal 161-163, een huis eveneens be
houden gebleven en waar nu een bedrijf in is gevestigd,
dat zijn nagedachtenis in ere houdt. Na Joseph
Alberdingk Thijm zette een ander bekend Amsterdams
schrijver de zaak voort nl. J. F. M. Sterck.
Dat Amsterdamse huizen van functie veranderen
behoeft allerminst verontrustend te zijn, als de maat
maar wordt gehouden.
Ik noemde al het enige huizen verder gelegen pand
Het Lam, op no. 460. In 1615 vestigde hier Jan de
Bas zijn brouwerij. Zijn kleinzoon Gillis Marselis ver
bouwde 46 jaar later de brouwerij tot een statig en
ruim woonhuis, een vorstelijk verblijf. Het achterhuis
werd later verbouwd tot een zaal en heeft zelfs ver
maardheid gekregen als concertzaal, thans is het een
veilinggebouw. Een merkwaardige afwisseling van
bedrijf, woonhuis en opnieuw bedrijf in een tijdspanne
van drie en een halve eeuw. U zult willen begrijpen,
dat waar dit mogelijk is en dit feit staat allerminst
op zichzelf in Amsterdam wij aan het voortgaan
van de roemrijke traditie van de binnenstad allerminst
twijfelen, daar zelfs volledig vertrouwen in hebben.
Er ligt een droeve tijd achter ons, waarin dat ver
trouwen niet bij een ieder zo'n grondslag had, zoals
het thans weer gaat krijgen. In een tijdsbestek van
dertig jaar bleken ruim duizend panden, die krachtens
de Voorlopige lijst der Monumenten in de stad
Amsterdam „monument'' genoemd mochten worden,
verdwenen te zijn. Zeker, daar lag een oorlog tussen,
maar óók een tijd, waarin men luchtig sprak over
dempen, doorbreken, slopen, alsof de Vijzelstraat, het
106