Een wandeling door Montfoorteenpersoonïijfceindrii/c „Te midden van het weidse polderlandomgeven door boomgaarden, steenbakkerijen en oude hofsteden, ligt aan de oever van de Hollandse IJssel het oude stadje Montfoort. Ongeveer acht eeuwen geleden werd het gesticht onder de naam Mons Fortis, d.i. „sterke berg" en nog heden ten dage wordt men er iets gewaar van de sfeer van een vesting, waar in de loop der tijden veel strijd geleverd is. Weinig stadjes in ons land hebben zozeer hun gaaf middeleeuws aanzien behouden als Mont foort, hetgeen waarschijnlijk te danken is aan de afwezigheid van ontsierende bouwwerken uit latere perioden". Uit „Een wandeling door Montfoort", uitgave V.V.V. Montfoort. Deze en nog andere in een brochure voorkomende termen, zoals „overal ontdekt men sierlijke doorkijkjes, vooral rond de oude kerk" en „het vormt een sieraad voor het weidse polderland" doen Montfoort een aangenaam doelwit zijn voor een tocht naar het platteland van Utrecht. Glimlachend ziet men onder weg, dat de A.N.W.B. in haar uitmuntende beweg wijzering de „Hollands Midden-route" ook door Montfoort doet leiden. Men verwacht iets fijns, een stedebouwkundig pareltje, zoals men die kent in steden als Edam, Hoorn, Hattem. Misschien enigszins bedorven door al te ontsierende étalages, uithangbor den, reclameplaten en V.V.V.-vlaggetjes aan eethuis jes, maar toch een stadje in de vertrouwde betekenis van het woord: een verzameling huizen, die geheel zelfstandig in staat blijken iets mede te delen van de manier van leven der vroegere bewoners en dat op zodanige wijze, dat deze stijl overgedragen wordt op de latere, ja, uiteindelijk op de moderne stedelingen. Aangekomen bij het stadje zelf, rijdt men er eens omheen, uitkijkend naar de beste entree om de sfeer der stad zo direct mogelijk te ondergaan. Tot nog toe klopt de feitelijke situatie precies met de voor stelling die men heeft van een vestingstadje, dat niet veel is veranderd: buiten de gracht enige boerderijen, een cafétje aan de Provinciale weg met schreeuwerige opschriften, een moderne melkauto en enige pas serende bromfietsen, en men kan zich uitstekend indenken dat achter de overgroeide singel een slaperig oud stadje in zijn rustige pracht op de moderne bezoeker ligt te wachten. Na enige tijd komt men aan de IJssel met, achter een bruggetje, een bouwwerk dat kennelijk zojuist geres taureerd is en als een juweeltje van bouwkunst letter lijk en figuurlijk de poort lijkt te zijn tot een levend stuk Hollandse historie. Het is de IJsselpoort, die één geheel vormt met het prachtige uit de 15de en 16de eeuw daterende Stadhuis. Als men de poort is door gegaan en eerst het gebouw wat nader wil gaan bezien, blijkt de restauratie nog niet geheel voltooid en de door haar inrichting bezienswaardige Raadzaal, evenals het in het Stadhuis ondergebrachte Museum van Oudheden, nog niet voor bezichtiging open te zijn. Maar in een oude stad als deze zal dit toch niet het enige pronkstuk zijn? Men wendt zich om en begint zijn wandeling. Men loopt Montfoort in door een nauwe straat, de Hoogstraat, vol winkels, waar vele verkeersborden wijzen op het feit dat men er niet of slechts een half uur mag stoppen of stilstaan. Het is er druk met auto's en fietsen en, nadat men zich heeft ingesteld op het verkeer, kijkt men omhoog naar de gevels, speurend naar de schoonheid, die naar men verwacht hier zoals in zovele Hollandse steden langs de straten zal staan uitgestald. Enigszins geërgerd bemerkt men na enige tijd nog geen enkel houvast gevonden te hebben, nog geen moment tot stille bewondering ge dwongen te zijn. Aan het einde van de straat staat een forse, alledaagse, 20ste eeuwse baksteen-kerk, zoals men die ook kent uit Brabant en men gaat terug naar de Poort, denkend zich vergist te hebben. Men is duidelijk de verkeerde kant op gelopen. Pal tegenover het Stadhuis ziet men de schutting weer staan die bij binnenkomst in Montfoort reeds opviel. Er staat op „Hier komt de nieuwe Boeren leenbank". De vormen die deze bank begint aan te nemen zijn uitgesproken detonerend, als men even omkijkt naar die van het Stadhuis, en de gebruikte gele baksteen, van het soort waarmee men benzine stations pleegt te bouwen, is niet minder afzichtelijk. De steigers maken een straatje leidend van het Stad huis naar de oude Hervormde Kerk bijna onbegaan baar. Men loopt om. De straatjes blijken te corres ponderen met de oude plattegronden die men van te voren bestudeerde; de woonhuizen die men er verwacht zijn er echter niet meer: grauwe eeuwwis- selings geveltjes, hier en daar iets 19de eeuws zoals om de oude kerk het roestige hek, waarbinnen een nietszeggende tuin, die nauwelijks iets heeft overgelaten van het ruime plein dat hier vroeger lag. Naast de kerk een Bejaardentehuis, dat kennelijk een veertig jaar na zijn ontstaan reeds aan een verregaande verbouwing toe was, te oordelen naar een gruwelijke glazen-deuren poort. Even verder staat een half inge stort huis uit het einde van de 18de eeuw, ondanks zijn ruïneuze toestand een rustpunt voor het oog, en daarnaast een laag donker gebouw dat blijkens een enorm tegen de gevel gespijkerd bord „Ons Kleuter huis" herbergt. Aan de hand van zijn kaart zoekt men naar de Commanderie van de Ridders van St. Jan, gesticht in 1544, genoemd in alle kunstreisboekjes over Nederland. Ook deze moet zich op het voor malige kerkplein bij het koor van de oude kerk bevinden. Half schuilgaand achter een reusachtige 116

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1964 | | pagina 18