Op Heemwacht
TON KOOT
Wij Nederlanders
Wij Nederlanders moeten in de ogen van menig
vreemdeling, die ons land bezoekt, wel een zeer
eigen geaard volk zijn. Rustig voortlevend in een
tempo en regelmaat, welke zich gunstig onderschei
den van die van vele verwante volken, heeft zich
hier vooral ontwikkeld een neiging tot eenvoud en
intimiteit. Wij trekken ons graag terug in de be
slotenheid van ons huis, van onze huiskamer, het
vertrouwde middelpunt van het gezinsleven. Wij
omgeven ons met genoeglijke dingen, meubelen,
siervoorwerpen en prenten, die ons lief zijn, omdat
zij aangename herinneringen bewaren, of omdat zij
ons gevoel voor orde, rust en schoonheid bevredi
gen. Wij voelen ons eerst recht op ons gemak en
op ons best, wanneer de sfeer, wat wij met een
onvertaalbaar woord noemen: gezellig is.
Kunstenaars uit het verleden hebben dat in de
kostelijkste taferelen afgebeeld en bezongen. Denkt
u maar eens aan de bekoorlijke interieurs van va
derlandse schilders, zoals Pieter de Hooch, wiens
kijkjes in het Hollandse binnenhuis onovertroffen
van sfeer zijn, denkt u maar aan zijn ontroerend
schoon en levensecht uit het Hollandse karakter
geschilderde doeken zoals De Kelderkamer, of
Moedertaak. Denkt u aan Gabriël Metsu, Gerard
Terborch of Jan Vermeer. Diens „Brief" is een ver
stilde seconde uit de intimiteit van een 17de-eeuwse
binnenkamer, waarin een jonge vrouw bij het
haardvuur musiceert en door de dienstmaagd met
een brief wordt verrast. In al deze werken en in
duizenden andere, waaronder niet het minst de
talloze stillevens, welke hier zo graag geschilderd
worden, gaat veelal een harmonische rust uit; zij
getuigen van een gezellige eenvoud, die tot ver
buiten onze grenzen een magische aantrekkings
kracht uitoefent en waarom de vreemdeling ons
benijdt. Onze oude schrijvers blijven in hun getui
genissen niet achter. Men leze Joost van den Von
del, die de huwelijkse liefde verheerlijkt, de goede
oude Vader Cats, wiens rijmen op het gezinsleven
en de huiselijkheid doorspekt met zijn guitige waar
schuwingen en terechtwijzingen, of de zwierige
Muider Drost P. C. Hooft, als hij de vrede en rust
bezingt.
Zij en velen vóór en na hen vonden hun stof in
die diep gewortelde karaktereigenschappen van ons
volk: eenvoud en gezelligheid. Vreemdelingen blij
ken dikwijls verrast door het huns inziens ondoor
grondelijke in ons karakter.
Uiterlijk herkent hij onze neiging tot beslotenheid,
tot het terugtrekken binnen eigen kring, tot grote
huiselijkheid en pas aan onze daden bemerkt hij,
hoe achter die neiging om zich om de huiselijke
pappot te scharen, tal van eigenschappen schuil
gaan, die daar ogenschijnlijk volkomen tegenstrij
dig aan zijn. De meest treffende daaronder is de
Nederlandse energie, die onweerstaanbaar en vast
houdend kan zijn in handel en werk, die ons even
nuchter en onbewogen een werelddeel doet berei
zen als een straatje om gaan. De 17de eeuw heeft
laten zien welk een vlucht wij kunnen nemen, wan
neer die energie in verzet komt en zich in wijde
kring ontplooien gaat.
Maar ook in onze dagen, in de eerste helft dezer
eeuw en na de tweede wereldoorlog begon de ener
gie weer algemeen op te laaien en vond haar banen
(in vredelievende zin) in handel, nijverheid, in
dustrie, kunsten en wetenschappen. Toen bewezen
sleepvaart, luchtverkeer, scheepsbouw, radiofabri-
cage, bruggenbouw en industrie in het algemeen
tot welke krachtsinspanning het Nederlandse volk
in staat is.
Onze lust tot reizen, die Nederlanders in alle delen
der wereld doet ontmoeten, vindt behalve in de
ligging van ons land zijn oorsprong in de handel.
Hij wordt stellig beïnvloed door die al eerder ge
noemde neiging tot eenvoud. Die eenvoud heeft
ons geleid tot vaak té grote bescheidenheid en tot
onderschatting van de schoonheid van eigen land.
Niet onwaarschijnlijk komt dit voort uit onze te
genzin tot groot doen en onze weerzin tegen groot
spraak en pocherij. Dat leidt onwillekeurig tot over
dreven bewondering voor alles wat uitheems is.
Dit land zou het onze niet zijn, als het in zijn
wezen niet weerspiegelde, wat in ons en onze voor
ouders leeft en heeft geleefd en al wat voor ons
waarde heeft en diepte geeft aan het leven. In zijn
rijke schakering van natuur- en stedeschoon en door
zijn verscheidenheid in geaardheid der tóch saam
horige bevolking is hier welbeschouwd naar ver
houding een rijkdom in afwisseling als zijn gelijke
ter wereld moeilijk doet vinden. Groot is ons land
zeker niet, eindeloze heiden, die overgaan in de
verre horizon, hoge bergen, die verloren gaan in
het wolkendek, wild bruisende rivieren en onge
baand landschap missen wij, maar schoonheid be
zit het land ongetwijfeld. Wij moeten die schoon
heid eer in kleinere afmetingen zien dan men haar
73