Heemschutdag 1964 Nog niet zo lang geleden was de Heemschutdag een excursie van een zestig tot tachtig deelnemers; een reünie van bekenden die geen bijzondere moeilijk heden van onderdak en transport veroorzaakte. Heemschut groeit echter, al gaat het nog niet snel genoeg, en de jaarlijkse excursies groeien ook in tal en last. Het vorige jaar in Drente, in 1962 in de Zaanstreek, in 1961 langs de Lek; telkens waren er heel wat organisatorische problemen op te lossen, vóór de convocaties uitgestuurd konden worden. Maar het karakter van een reünie is gebleven, het blijft een feestelijke dag waarop men geestverwan ten terugziet. Ditmaal moest voor ca. 380 leden plaatsgevonden worden voor de ontvangst en de koffietafel. Die zaal was in een etablissement dat, zoals de voorzitter het in zijn welkomstwoord for muleerde, in Brabant „de Hollandse Tuin" heet, maar in Holland een Brabantse toneelzaal wordt genoemd. Daar zaten op de plek waar anders het voetlicht schijnt, aan een lange tafel de bestuurde- ren van Heemschut met de gasten van deze dag; mr. dr. Duparc als vertegenwoordiger van de staats secretaris van O., K. en W., mr. R. Hotke, hoofd directeur van de Rijksdienst vor de Monumenten zorg, de burgemeester van Bergen op Zoom, ir. L. Peeters,. de wethouder drs. P. van Heyst, de gemeen te-archivaris C. J. F. Slootmans, en de heren C. Booy en J. Staff die het gezelschap in drie groepen zou den rondleiden. Berg op Zoom hield zich vroom toen Heemschuts' scharen rondwandelden door de stad, die wel in de buitenwijken uitgroeit tot een belangrijk economisch centrum, maar in haar kern nog veel bewaard heeft van de stille bekoring ener Brabantse provinciestad uit de 19de eeuw, met gepleisterde gevels, in even grijs, roze of geel gebroken wit. Soms verraden die gepleisterde gevels een oudere bouw, vaker helaas wordt de gaafheid van het stadsbeeld doorbroken door moderne reclames en winkelpuien, maar het geheel heeft nog een onmiskenbaar eigen karaktei dat anders is dan in de kern der Hollandse steden. Een drietal belangrijke monumenten stond op het programma van de Heemschutdag. In het stadhuis dat twee laat-gothische huizen verenigt achter een fraaie natuurstenen gevel uit 1611, gerestaureerd in 1934 en toen door Mari Andriessen verrijkt met twee elegante beelden, werden de voorhal en de grote zaal bekeken. De voorhal uit het eind der 15de eeuw met zijn zware balkenzoldering en oor spronkelijke schouwis een prachtige karaktervolle ruimte. Dat is minder het geval met de grote zaal die wel tal van boeiende details bevat maar waar van de moderne kolommen die de doorgang van het lagere voorste naar het hogere achterste deel van de zaal schragen, nu toch als een niet geheel gelukkige Schenking Restauratiefonds Zoals reeds eerder in ons tijdschrift werd me degedeeld laatstelijk in de beschouwing van de voorzitter in het vorige nurnrner wordt thans gewerkt aan de vorming van een fonds waaruit eigenaren die een waardevol pand willen restaurerensteun kunnen krijgen in de vorm van leningen tegen een lage rente. Het is uiteraard een moeizaam werk dit fonds voldoende omvang te geven. Onlangs werd echter van een schenker die onbekend wenst te blijven een gift van f 20.000 ontvangen. Het bestuur wenst voor deze belangrijke schenking hierbij zijn grote erkentelijkheid te betuigen. Moge het voor velen een aanmoe diging zijn, ook met kleinere bedragen. greep worden ervaren. Men vergeet dit echter ge heel voor de verbeeldingrijke schouw uit 1521, af komstig uit het Markiezenhof, die de achterwand van de grote zaal bedekt. Dit meesterwerk van late gothiek en in details reeds doorbrekende renaissan ce, met als middenstuk het grote relief van St. Chris- toffel, geeft wel een overtuigende indruk van de rijkdom die het Markiezenhof ook in zijn interieur bezeten moet hebben. Dat deze inwendige rijkdom geheel verdwenen is maakte de rondgang door het Markiezenhof niet minder boeiend, men zou bijna zeggen: integendeel. Het tussen 1485 en 1532 gebouwde paleis van de heren van Bergen, die door Karei V tot markies werden verheven, is tot 1801 bewoond gebleven, en in die eeuwen niet wezenlijk veranderd. Daarna werd het stadseigendom en in 1818 kazerne. Nu het complex eindelijk leeg is en de gehele restauratie een aanvang heeft genomen blijkt het militaire ge bruik toch geen onherstelbare verminkingen te hebben veroorzaakt. Het gebouw is verwaarloosd en vervallen, er zijn lelijke bouwsels op de achterplei nen, open galerijen zijn dichtgemetseld, en er wer den binnenwanden geplaatst die de grote zalen hebben verknipt, maar dat alles is weer ongedaan te maken. Juist in het huidige onttakelde stadium, nu het schoonslopen en in de zuidvleugel het con structieve herstel gaande zijn, krijgt men een duide lijk beeld van wat er in ruim vier eeuwen bewaard gebleven is van de vorstelijke woning der Bergense heren. Dat is genoeg om zich te kunnen voorstellen hoe het weer worden kan: een indrukwekkend ge bouw zoals er, zeker uit deze vroege periode, geen tweede in Nederland te vinden is. Er rijzen tal van vragen bij het rondgaan van binnenplaats naar bin nenplaats en van zaal naar zaal. Moet om er één 103

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1964 | | pagina 39