Brielle
en de zorg
voor monumenten
in de
toekomst
veel mogelijk één hoogte aangehouden, alleen de
grote hoektoren wordt een paar lagen hoger dan
de rest, daar de versnijdingen van het muurwerk
bij deze toren hoger doorlopen. De bovenste lagen
worden iets afwaterend naar de gracht gelegd. Daar
overheen wordt een bitumenlaag gespoten, waarop
een laag nieuw te bakken steen wordt aangebracht.
Het binnenterrein wordt door middel van drainage
buisjes ontwaterd, daar er anders hier veel water zou
kunnen komen te staan. Het terrein binnen de mu
ren ligt iets hoger dan het maaiveld en ligt op de
hoogte van de vroegere binnenplaats. Van de ge
bouwen binnen de vierkante buitenmuur is niets
meer te zien, zij zullen door grind of tegels worden
aangeduid, welk materiaal dan als looppad kan wor
den gebruikt.
De voorburcht zal op dezelfde wijze geconserveerd
worden. Tussen voor- en hoofdburcht wordt een
houten loopbrugje gemaakt.
Het Staatsbosbeheer zal voor de beplanting zorgen.
Als dit alles gereed zal zijn, zal het vlakke Noord-
Hollandse land een historische plaats rijker zijn.
TH. VAN STRAALEN
CITAAT
„Hoe meer men in Europa rondreisthoe meer men
moet konstateren, dat in alle landen belangwek
kende historische monumenten verdwijnen, ver
waarloosd worden, door nieuwbouw uit de schaal
worden getrokken, hoe meer men ook tot het besef
komt, dat elke oude steen, elk oud stukje hout, elke
boom en elke gracht bewaard moeten blijvenals dit
maar enigszins mogelijk is.
Een overweging als deze berust niet op sentimenta
liteit of op overschatting van 'het verleden', doch
sirnpel op de eenvoudige waarheid, dat onze midde
len in stedebouiu en bouwkunst zoveel sterker (en
ook brutalerzoveel massiever (en ook massaler)
zijn, dat onze steenboren en betonskeletten, onze
walsen en ons asfalt binnen korte tijd een geheel
stadsbeeld kunnen veranderen en naast het oude
zoveel nieuius kunnen plaatsen dat de eertijds in-
drukiuekkende monumenten nu speelgoedhuisjes
lijken Indien men één leer wil trekken uit het
geen op het ogenblik overal in Europa geschiedt,
dan is hij deze: schaalvergroting verandert het ka
rakter van alle oude binnensteden."
Dit citaat is niet van een bejaard historicus die de
moderne verschijnselen instinctief verafschuwt, maar
van de schrijver R. Blijstra, gezaghebbend criticus
inzake de hedendaagse bouwkunst, in „Tijdschrift
voor architectuur en beeldende kunst", Augustus
1964.
In het Heemschutnummer van 5 oktober 1961 is
een uitvoerig artikel gewijd aan de monumenten
zorg in Brielle gedurende de laatste honderd jaar.
Hierin werd, nadat een overzicht was gegeven der
veranderingen in het stadsbeeld, de problematiek
aan de orde gesteld, waarmede het stadsbestuur in
de naaste toekomst zou worden geconfronteerd.
Te lezen viel o.m.: „Een en ander neemt niet
weg, dat een ieder, die het typische Brielse stads
beeld weet te waarderen, met zorg vervuld is voor
de toekomst van het gewone halsgeveltje, het ge
wone doorkijkje, van het stukje groen, schilderach
tig tussen de huizen over de muren uitstekend, kort
om: bezorgd is voor Brielle als monument."
Sedertdien werd ook Brielle door de heren beschrij
vers van de Rijksdienst voor Monumentenzorg onder
de loupe genomen. Het resultaat was, dat op 30
december van het vorige jaar vele huiseigenaren in
Brielle het bekende aangetekende schrijven van de
minister van O. K. en W. bereikte. Het betrof 209
woonhuizen en 177 panden, voor andere doelein
den in gebruik.
Daaromtrent is op 15 juli 1.1. door de raad hier een
96
Literatuur: J. G. N. Renaud, Graat Floris V als burchtenbou
wer. Uit: Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkun
dig Bodemonderzoek, Jaargang 8, 1957-1958.
J. G. N. Renaud, Kasteel „Nyendoren" bij Krabbendam N.H.,
Hervonden en opgegraven, uit „Westerheem", september 1960.