Heemschutberichten
's Graveland, landgoed Boekesteyn
De vraag of het aan de N.V. Philips-Duphar toe
gestaan zal worden het huis Boekesteyn te ver
bouwen en uit te breiden tot een groot laborato
rium- en kassencomplex, is al sinds 1960 een strijd
punt. Het gemeentebestuur is er vóór, en heeft het
eerst geprobeerd met het ontsnappingsartikel 20
van de wederopbouwwet. Dit werd door G. S. af
gewezen. Toen kwam de normale procedure van
ëen uitbreidingsplan-in-onderdelen. Ondanks de
bezwaren van de Ver. tot Behoud van Natuur
monumenten (die als eigenaresse van naburige
gronden rechtstreeks belanghebbend is) en van de
Bond Heemschut, gaven G. S. hun goedkeuring.
Thans is de zaak in behandeling bij de Raad van
State. Desgevraagd heeft het bestuur van de Bond
Heemschut een memorie ingediend, waarin de
zienswijze onderschreven wordt van de Hoofdinge
nieur-Directeur van het Ministerie van Volkshuis
vesting en Bouwnijverheid, dat het buiten Boeke
steyn beschouwd dient te worden als een cultuur
monument in het bijzonder fraaie geheel van de
's-Graveandse buitens, zodat aantasting van Boeke
steyn niet alleen de ontluistering van deze buiten
plaats betekent, maar aantasting van het gehele
complex.
Verzet tegen dit plan is dus geen emotionele
reactie om tot elke prijs het natuurschoon te wil
len behouden, en nog minder (zoals de burge
meester van 's Graveland in de raad zei) een
poging om „de klok terug te zetten". Het tegen
deel is waar: de grote bevolkingstoename van de
randstad Holland en omgeving maakt het een eis
van deze tijd om het nog overgebleven landschap
pelijk schoon met de uiterste zorgvuldigheid te
behandelen in het belang der actieve en passieve
recreatie.
Breukelen, sanering dorpskern
In de kern van Breukelen staan aan stegen en
binnenterreinen tal van krotwoningen die niet meer
te handhaven zijn. Er wordt dan ook heel wat af
gebroken in het dorp. Heemschut heeft een brief
gericht tot het college van B. en W., waarin, met
erkenning van de noodzaak van saneringsmaatrege
len, toch aandacht gevraagd wordt voor het
karakter van de dorpskern dat door het stratenplan
en de daaraan gelegen bebouwing wordt bepaald.
Dit werd door B. en W. toegezegd.
Neede, boombeplanting
Het groeiende verkeer bedreigt niet alleen de oude
binnensteden, maar ook de landelijke schoonheid.
De landschappelijke verzorging der grote auto
wegen wordt tegenwoordig niet verwaarloosd. Maar
de oude secundaire wegen met hun vaak zo fraaie
boombeplantingen, lopen gevaar omdat menig
automobilist ook daar snelweg-snelheden wil halen.
Dan moeten de wegen verbeterd, d.w.z. verbreed en
leeggekapt worden. Een dergelijk voorstel werd ge
daan in de gemeenteraad van Neede in de Achter
hoek. Gelukkig wilde men eerst het oordeel van
enkele terzake kundige instanties inwinnen. Het
bestuur van de Bond Heemschut heeft in zijn
antwoord medegedeeld niet de indruk te hebben,
dat het huidige profiel van de bedoelde wegen en
lanen de verkeersveiligheid in gevaar brengt. Er
zijn tal van wegen in het land die op dezelfde
breedte een intensiever verkeer verwerken. De vei
ligheid kan vergroot worden door meer afzonder
lijke fietspaden en door een maximumsnelheid van
80 km.
Aantasting van de bomenrijen die in Neede, zoals
ook elders in de Gelderse Achterhoek, van grote
landschappelijke schoonheid zijn, zou volgens de
Bond Heemschut een onnodige ontluistering be
tekenen.
Nieuwkoop, vestiging garagebedrijf
Enkele jaren geleden overwoog het gemeentebe
stuur van Nieuwkoop het plan om een deel van de
Nieuwkoopse Voorwetering te dempen. Een comité
uit de burgerij, gesteund door Heemschut, de
A.N.W.B. en de Ver. tot Behoud van Natuur
monumenten, heeft toen weten te bereiken dat de
raad zich tenslotte tegen de demping uitsprak. De
typische schoonheid van dit oude polderdorp aan
de plassen werd hierdoor gered. Nu is er een nieuw
gevaar. Men wil ter plaatse van de boerderij Ach
terweg 7, op de hoek van de Nieuwkoopseweg, dus
aan een der belangrijkste toegangswegen tot het
dorp, een garagebedrijf vestigen. Voor de onderne-
mer zal die situatie wel gunstig zijn, voor het aspect
van het dorp, waar het gemeentebestuur juist
streeft naar een concentratie van de industriële be
drijvigheid op een afzonderlijk industrieterrein, is
deze plaats bijzonder ongelukkig. Bovendien rijst
de vraag of dan niet een verkeerstechnisch onge
wenste toestand zou ontstaan.
82