De verandering die zich in Veere voltrekt ziet men
het eerst en het duidelijkst aan de haven die nu vol
jachten ligt. Veere vóór 1940 was inderdaad wat de
reisgidsen noemen: een stil vissersplaatsje. Het rook
er naar zee, naar teer en vis. Laat in de middag
pruttelden de scheepjes langs de Campveerse toren
de haven binnen. Daar was dan even wat drukte
van afmeren en lossen, en kleurigheid van Walcher-
se klederdracht. Daarna werd het weer stil: de men
sen verspreidden zich in de weinige straten temidden
van de wijde kring der verlaten vesting. Er woon
den enkele kunstenaars in Veere, en in de vakantie-
tijd kwamen er wat toeristen. Ze bekeken de Schotse
huizen aan de Kade, en het elegante laat-gothische
stadhuis dat in 1931-1934 was gerestaureerd. Daar
stonden nog wat onwennig in hun kersvers gehakte
steen de nieuwe beelden van Oswald Wenckebach
in de gevel, ter vervanging van de in ruim vier eeu
wen grotendeels weggeteerde figuren van heren van
Veere met hun echtgenoten. Dat was dan ook vrij
wel het enige teken van herstel en vernieuwing. De
toenmalige Rijkscommissie voor de Monumenten
zorg en het kleine Rijksbureau voor de Monumen
tenzorg moesten zich in het gehele land beperken
tot de historisch meest waardevolle kerken, torens
en openbare gebouwen. Slechts heel zelden kon een
bijzonder oud woonhuis profiteren van hun kennis
en subsidies. Stadjes als Veere bleven verder zoals
zij waren; er kwam weinig nieuws bij, het oude
werd niet al te best onderhouden, maar het verval
ging zo geleidelijk dat het de vluchtige bezoeker niet
al te zeer opviel.
En Veere was, juist in zijn stilte, zijn afgelegenheid,
zijn vervallen herinnering aan vroegere economische
en militaire betekenis, onbeschrijfelijk mooi.
Het sobere visserijbedrijf bracht een stuk authentiek
eigen leven in het schone decor. Het waren de kun
stenaars die dit het eerst zagen, zoals zij vroeger de
Veluwezoom, Laren, Volendam en Bergen hadden
ontdekt. Maar die enkele kunstenaars veranderden
Veere niet, integendeel: zij kochten een oud huis en
waardeerden het stadje zoals het was.
Nu is ook Veere in de stroomversnelling van deze
tijd terecht gekomen. Ten noorden van Walcheren
ligt reeds het brakke Veerse Meer inplaats van
de zilte zeearm Veergat en Zandkreek. Het wisse
lende getij, de zeelucht en de vissersboten zijn ver
dwenen. Daarmee verdween een goed deel van de
plaatselijke bedrijvigheid. Wanneer straks de Zeeuw
se stromen gesloten zijn, en het net van autosnel
wegen ook over de vroeger geïsoleerde hoeken van
Zeeland is gespannen, zullen de nieuwe zoetwater-
meren een belangrijke functie krijgen als watersport
gebieden. Dat brengt mee een vraag naar jacht
havens, maar ook naar vakantieverblijven: zomer
huisjes, kampeerterreinen, hotels, bungalows en wat
dies meer zij, en gunstige kansen voor allerlei sei-
zoenbedrijven zoals café's, souvenirwinkels, „pret
parken" en dergelijke. Veel fantasie is er niet nodig
om zich voor te stellen wat er gebeurt als deze ont
wikkeling niet tijdig in verantwoorde banen wordt
geleid: een wilde woekering, een ordeloze roofbouw
op de schoonheid van steden en landschap waarbij
de handigste bouwspeculanten inderdaad vette win
sten zullen maken, maar aan het algemeen belang
onmeetbare schade wordt toegebracht.
Men kan zelfs verder gaan en stellen dat in het
kader der miljarden-investering voor de waterkerin
gen, bruggen, sluizen en wegen der Deltawerken
ook de bedragen opgenomen moeten zijn om een
goede planologische voorbereiding te verzekeren;
om bepaalde gebieden vrij te houden van bebouwing
en van waardevolle elementen het behoud te ver
zekeren.
Van dit laatste is de karakteristieke schoonheid der
kleine historische steden zoals Veere, Zierikzee of
Brielle wel het allerbelangrijkste. Dit wordt ter
plaatse wel degelijk beseft. Over Brielle vindt men
elders in dit nummer een afzonderlijke beschou
wing; in Zierikzee werd de ontwerp-monumenten-
lijst met instemming door het gemeentebestuur aan
vaard. Ook in Veere zijn verheugende symptomen te
constateren. Na het onvolprezen stadhuis werd de
Campveerse toren onderhanden genomen die zijn
hoge spits en trapgevel terugkreeg; van de immense
O. L. Vrouwekerk werden de grondige verminkin
gen uit de Napoleontische tijd wel niet ongedaan
gemaakt, maar het gebouw is in ieder geval verbe
terd en geconsolideerd; de drie panden van de Ver
eniging Hendrick de Keyser aan de Markt zijn ge
restaureerd. De vraag of Veere zijn wonderlijke be
koring bewaren zal wordt echter niet alleen beant
woord door het herstel van de gebouwen die een
beschrijving in het kunstreisboek verdienen. Drie
andere factoren komen daarbij in het geding: het
lot van de andere oude woonhuizen, op zichzelf niet
77
Woonhuisreslauratie begon voor de oorlog reeds met de pan
den Kade 13 en 15, waarbij gezocht werd naar een verant
woorde vorm voor de garagedeur. (Foto's W. M. Zilver Rupe)