26
heeft in de toren van de Kloveniersdoelen met het
inschrift „Svych Wtrecht", een stenen herinnering
aan de overwinning der Amsterdammers op de Stich
tenaren in de oorlog van 1481. Onze schalkse schut-
tersvaandrig Gerbrand Adriaanszoon Brederoo kende
de steen heel goed en laat o.m. Frederyck in zijn
„Moortje" zeggen:
„Wij hebben hier oock noch volck die lustich
drincken kennen.
Dat bleeck wel an dat uytgelesen vaandel van
den Dam,
Dat met sulcken grooten eer van 't trotsche
Wtrecht quam,
Ghelijck als onse maats met groote smaack vertellen;
Siet daarom wij Swijght Wtert voor onse Doelen
stellen."
Vele stenen geven het ambacht van de oorspronke
lijke bewoners van het huis weer, andere de stad van
herkomst of de haven waar men op voer of handel
mee dreef; er zijn gevelstenen met mythologische
voorstellingen of ontleend aan toneelstukken, fabels
en romances. Ook waren er, die een politieke achter
grond hadden en waarvan de bewoners van hun aan
hankelijkheid aan het Huis van Oranje wilden ge
tuigen. Van Lennep en Ter Gouw getuigen er in twee
geïllustreerde delen uitvoerig van en niet zonder humor.
Op vele geveltekens had de heraldiek grote invloed,
maar blijkbaar hebben ook de geveltekens invloed op
de heraldiek uitgeoefend. Ménage althans maakte
de opmerking, dat de nieuwe wapens van nieuwbak
ken edellieden meestal ontleend waren aan de uithang
borden van hun ouders. Zo zou een Frans edelman
van dit slag het bekende Respice finem (zie op het
einde) als devies onder zijn schild hebben gesteld.
Een guit heeft daarvan de eerste en laatste letter uit
gewist. zodat er kwam te staan „espice fine" (beste
kruidenierswaren)! Om op ons uitgangspunt terug
te komen, het komt ons als zeer zinvol voor de herin
nering aan onze grote figuren levend te houden door
het aanbrengen van gevelstenen in de huizen waar
zij geboren zijn of geleefd en gewerkt hebben en wel
in het bijzonder als het oorspronkelijke huis nog aan
wezig is. Men denke aan de klokgieterij der Hemony's
te Amsterdam, thans het pakhuis Het Scheepje op de
Keizersgracht 454 of het woonhuis van Frans Ban-
ningh Cocq, de kapitein op Rembrandt's Nacht
wacht, wiens huis Singel 140-142 nog aanwezig is.
Van Joost van den Vondel zijn op twee plaatsen in
Amsterdam woonhuizen van een steen voorzien,
hoewel het oorspronkelijke huis daar gesloopt is,
maar twee huizen waar Vondel gewoond heeft en
die nog in wezen zijn, bezitten zulke stenen niet, nl.
Warmoesstraat 39 en Prinsengracht bij de Berenstraat.
En waarom de geboortehuizen van Willem Kloos
(Rembrandtplein 46), Jan Musch (Prinsengracht 283)
en het woonhuis van G. H. Breitner (Lauriergracht 8)
niet, om enkele voorbeelden te noemen.
Gelukkig is de traditie, stenen aan te brengen in
huizen, waar zij iets over het huis of zijn bewoners
te vertellen hebben geenszins verloren. Nog onlangs
schonk oud-Burgemeester Mr. Arn. J. d'Ailly aan
het nieuwe wijkcentrum De Palm in de Jordaan een
gevelsteen. Aan het dubbelpand Prinsengracht 959-
961 werd kortelings een fraaie gevelsteen aangebiacht,
wegens het joo-jarig bestaan van de Levensverzeke
ring-Maatschappij opgericht door het N.O.G., waar
bij beeldhouwer C. Jos van Rooijen zich heeft laten
inspireren door de oorspronkelijke bekroning van het
poortje aldaar.
Overigens mag het stadsbestuur van Amsterdam met
ere genoemd worden, die in de laatste 9 jaren uit de
z.g. 2% regeling alleen aan beeldhouwers voor 2-| ton
aan opdrachten verstrekte. Deze regeling houdt in,
dat 2% van de bouwsom mag worden gebruikt voor
het aanbrengen van een functionele versiering van
het gebouw.
Nu wij het voorrecht hebben in een tijd te leven, die
weer een aantal voortreffelijke Nederlandse beeld
houwers kent, is het goed eraan te denken, dat er
een rijk arbeidsveld ligt in het aanbrengen van gevel
stenen en versieringen aan onze moderne bouwwerken
en laat ons dan ook denken aan de mogelijkheid
oude panden meer accent te geven in het heden door
een stenen herinnering aan het verleden.
Is de liefde tot zijn stad een ieder aangeboren
Tot aan de Franse revolutie speelde het gemeente
bestuur van Parijs in vergelijking met zijn huidige
betekenis maar een bescheiden rol. De Koning be
noemde „de provoost der kooplieden", eigenlijk
een burgemeester, en de wethouders; het ambt van
(Vervolg op blz. 44)
Nieuwe gevelsteen in het wijkcentrum „de Palm".