Op Heemwacht TON KOOT Gevelstenen 25 Het aanbrengen van een gevelsteen in het huis Prinsengracht 506, waar de Italiaanse violist en componist Pietro Antonio Locatelli (1695-1764) overleden is, na sinds 1729 in Amsterdam gewoond te hebben, is een zinvolle daad. Het huis krijgt er in onze tijd een betekenis en waarde bij, men beziet het met andere ogen en zal daardoor eerder geneigd zijn het te behouden en zijn plaats in het stadsbeeld te laten innemen, dan wanneer het naamloos is. Overigens is Locatelli niet de enige beroemde naam aan dit huis verbonden, ook de schilder Jozef Israëls heeft hier van 1863-1871 gewoond. Zijn atelier was in de tuinkamer ondergebracht. (Voordien, van i856-'Ö3, woonde hij in het nog bestaande pand Rozengracht 66). Uiteraard heeft elk oud pand zijn geschiedenis, of liever, van het standpunt der be woners gezien, zijn vele geschiedenissen en kan dit moeilijk een reden zijn om maar alle oude panden te behouden. Anders is het, als het beroemde be woners betreft, namen van hen, die bijgedragen hebben tot onze cultuur. Die cultuur krijgt immers meer betekenis, wordt voor menigeen meer grijpbaar en begrijpelijk als de menselijke achtergronden dichter tot ons komen. Vele oude Nederlandse steden zijn rijk aan gevel stenen en daarmee rijk aan een zichtbare geschiede nis, die èn een beeld geven van het geschakeerde leven in zo'n stad èn van de ontwikkeling van de beeldhouwkunst. Er zijn eenvoudige reliëfs bij, maar ook zeer waardevolle in kunsthistorische zin. Aanvankelijk hadden de huizen geen huisnummers en werden zij aangeduid door een uithangteken, uiteraard waren dit vergankelijker voorwerpen dan de stenen tekens, zodat daar niet veel meer van over zijn. Tot de fraaie uitzonderingen behoort het houten bord van de stad Amsterdam, dat thans in bruikleen is bij het Belastingmuseum te Rotterdam en dat het huis aanduidde, waar het schoorsteengeld werd ge- Ooi de inner van het schoorsteengeld hing omstreeks 1600 in Amsterdam zijn uithangteken buiten. ind. De tekst geeft het onder de afbeelding weer met de woorden „hier ontvangme 't schoorstien geit". Een bord dat zeker straks in het Amsterdam Histo risch Museum thuis hoort als één der oudste bewaarde Amsterdamse uithangborden. Honderd jaar geleden al wezen Jacob Larwood en John Camden Hotten er in hun "The History of Signboards" op, dat de Egyptenaren al uithangtekens kenden en dat er in Herculaneum en Pompeji in steen gehouwen of terracotta gevelstenen werden aangetroffen. Onze Nederlandse schrijvers Mr. J. van Lennep en J. ter Gouw wijden daarover in hun ,,De Uithangtekens" uit 1868 nader over uit en zeggen ervan: „Een stad zonder uithangtekens en opschriften heeft iets onge zelligs en houterigs, iets doods en akeligs; zulk een stad is als een doofstomme, als een overeindstaand lijk. Pompeji en Herculanum zelfs schenen weêr eenig teeken van leven te vertoonen, toen men er ook uit- hangteekens terugvond. De uithangteekens zijn de zichtbare getuigen van het leven en werken, van het denken en streven eener bevolking." Onze hedendaagse gevelstenenkenner H. W. Alings heeft er op gewezen, dat op 28 januari 1542 een voor schrift werd uitgevaardigd, de uithangborden bij verhuizing aan de huizen achter te laten, omdat de huizen daarmee onderscheiden waren en bekend geworden. Ongetwijfeld geschiedde dit mede om redenen van administratieve aard. In oude stukken en notariële akten komen, zowel in Amsterdam als elders huisaanduidingen voor, ten nadere bepaling van een woonadres. In het Duitse Freiburg werd in 1565 iedere burger verplicht een huisnaam te kiezen en deze op zijn huis aan te brengen. In Nederland is Amsterdam onge twijfeld de stad met de meeste gevelstenen. Tot een der zeer oude behoort die, welke thans in de historische verzameling der stad Amsterdam is opge nomen, maar die ruim drie en een halve eeuw gezeten

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1964 | | pagina 7