de beeldenroute 21 de brochure)a) het verlenen van een aantal belang rijke opdrachten aan Nederlandse en buitenlandse beeldhouwers, b) het doen herleven van bijzondere figuren uit het verleden, ook uit het naaste verleden en c) het scheppen van een permanent en groot museum in de openlucht, dat de gehele provincie omvat. Wat opvalt is de merkwaardigheid, dat niet tot uit drukking komt, of men het landschap wil verfraaien, of dat het landschap de functie is toebedeeld, de wer king van de opgestelde beelden te ondersteunen. Waarschijnlijk heeft men aan een wisselwerking ge dacht: het een behoeft het ander niet per se uit te sluiten! Maar het ligt niet allemaal zo erg voor de hand als men wel zou kunnen denken. Het is ook mogelijk, en de toon van de brochure wijst wel enigszins in die richting,dat hier in het bijzonder kunstliefhebbers aan het woord zijn, die de rustige natuur, en een enkele maal ook wel het gewoel van een stad, als achtergrond willen zien van de door hen uitverkoren beelden of beeldgroepen. Velen zullen echter in de eerste plaats denken: ver draagt het landschap dit. Van het landschap moet men uitgaan, niet van de beelden. Het landschap is toch altijd het wezenlijke, het echte, het in zekere zin onveranderlijke, het door God geschapene, het eeuwi ge. Het landschap moet dus primair worden gezien. Het beeld is een ding dat door een creatief mens werd gemaakt. Het is secundair; wij moeten onze plaats weten. Natuurlijk kan het landschap de werking der beelden ondersteunen. Het kan, maar het is lang niet altijd het geval. Misschien kan het bijvoorbeeld wel, als uit het beeld dezelfde sfeer, dezelfde geaardheid blijkt als uit de omgeving. Dit is dan in het bijzonder het geval wanneer het a.h.w. ter plaatse, in dezelfde streek, is gemaakt, door eigen mensen. Zo zal men toch be vinden, dat, in het algemeen, een Italiaans beeld in Italië past, een Duits beeld in Duitsland, enzovoorts. Men behoeft toch geen groot kunstkenner te zijn om dit aan te voelen. Nu zal men misschien opmerken: maar de moderne kunst, die is toch internationaal. Dat kan uiteraard niemand ontkennen, maar past die moderne kunst nu zo goed in een landschap, welk landschap dan ook Is dit niet veeleer voor een drukke stad, een museum, een huis Het beeld van Zadkine past zeker in Rotter dam, omdat het op eigentijdse wijze iets zegt van hetgeen .deze levende, moderne stad heeft doorge- Het Twentse cultuurlandschap, gekenmerkt door rijk geboomte, (foto R. J. Benlhem) maakt. De aanleiding tot het maken van dit beeld lag bovendien geheel in deze tijd. Als men moderne beelden in een vriendelijk land schap plaatst, dat eeuwen lang zichzelf is gebleven en beschavingen heeft zien komen en gaan, wat zal dan het resultaat zijn? In de brochure wordt getracht daarop een antwoord te geven en daaiuit blijkt, dat men eigenlijk voetstoots aanneemt, dat het allemaal wel heel mooi zal uitvallen. Ik zou daaromtrent echter geen enkele zekerheid hebben. Er wordt een aantal vragen gesteld, die ongetwijfeld rhetorisch bedoeld zijn, doch de grond daartoe is eigenlijk niet aanwezig. Het antwoord op* de gestelde vragen zou ik aldus wil len formuleren: a) Ik vind de Burgers van Calais indrukwekkend, maar ik zou niet een afgietsel daarvan (het hoeveel ste?) ergens langs de heuvelreeks van de Holter- berg willen zien. Naar mijn gevoel past het daar helemaal niet. b) Evenmin zou ik daar de stervende centaur van Bourdelle hoog, dominerend aan het eind van een trappenreeks willen zien. c) Ik betwijfel of het werk van Henry Moore prachtig in dezelfde streek zou uitkomen en zie niet in waar om juist hier als vanzelf een juist begrip verkregen zou worden voor de rythmische abstractheid van het werk van vele jongeren. d) De Belgische zaaiers van Meunier of Permeke, passen ze werkelijk in een Overijsselse landbouwge- meente e) Zou Rodin's Balzac nergens beter tot zijn recht kunnen komen dan bij de oprijlaan van het kasteel Het Nijenhuis? Ik vraag mij af wat Balzac daar wel te maken heeft. f) De portretten van Lehmbruck zijn naar veler en

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1964 | | pagina 28