water evenmin een beletsel als te land! De honderden bruggen van Amsterdam vormen voorts geen onver anderlijk gegeven. Elk jaar worden er bruggen gebouwd, verbeterd of vernieuwd. Gaat het waterverkeer weer een grotere rol spelen in het gehele verkeerspatroon dan gedurende de laatste halve eeuw het geval was, dan is het logisch dat hiermee rekening wordt gehouden bij de perio dieke vernieuwing van bruggen en duikers, en dan kan door de verruiming van enkele knelpunten het gehele waterwegennet een nog veel grotere bruik baarheid herkrijgen dan thans, nu het al ruim vol doende is voor het plan T 10. Dan de parkeergarages, waarin, volgens het wel willend advies van de Tijd-redacteur, de textielgros- siers hun geld maar moeten investeren. Gratis beleg gingsadviezen zijn iedereen natuurlijk welkom, maar dit is wel een duur advies. Aan de Jan Hendrikstraat in den Haag (zie ,,De Auto" van 22 nov. '63) bouwt men thans een parkeergarage voor 450 auto's, zeven etages hoog. Kosten: een kleine 3 miljoen, ruim f 6.600,per plaats. Wil men méér profijt van het grondoppervlak, dan geeft hetzelfde artikel „De Auto een interessant voorbeeld uit Düsseldorf: 15 etages, waarvan 5 boven en 10 ondergronds. Het kost 12.000 mark per plaats. Om de huidige 6.000 langparkeerders in de Amster damse binnenstad in parkeergarages onder te bren gen zou men twaalf van die gevaarten moeten bouwen van 500 plaatsen elk, en een kleine veertig miljoen moeten investeren, zonder dat iemand kan vertellen hoe die f 40.000.000,rendabel gemaakt moeten worden. Voor die 12 gebouwen moet dan plaats zijn die er niet is en alleen gevonden kan worden door of andere gebouwen weg te breken, of een aan tal binnenterreinen vol te bouwen, beide zeer onge wenste ingrepen in de structuur van de binnenstad. Bovendien blijven dan die 6.000 auto's het spitsuur- verkeer belasten, zelfs in ernstiger mate dan thans omdat er dan twaalf nieuwe concentratiepunten zou den ontstaan, wat of extra opstelruimte (dus slopin gen) vergt, of opnieuw veel oponthoud veroorzaakt in de bestaande smalle straten. Wat voorts het effect van dergelijke gebouwen in het stadsbeeld betreft: er zijn in het buitenland genoeg voorbeelden bekend om te weten dat de parkeergarages, mits door een bekwaam architect ontworpen, in een moderne of te vernieuwen stadswijk een even kaïakteristiek element kunnen vormen als een torenflat, maar het is even duidelijk dat deze gebouwen door hun aard en omvang volstrekt onverenigbaar zijn met de struc tuur van de Amsterdamse binnenstad. Resumerend: mateloos duur, het spitsverkeer verslechterend, de stads- structuur uit haar voegen drukkend en het stadsbeeld bedervend. In tegenstelling tot de Tijd-redacteur zijn wij van mening dat de stad daar niet om zit te springen. Zo dit alles nog niet zwaar genoeg zou wegen, dan ware het verstandig ook even aan de realiserings mogelijkheden te denken. De woningbouw buiten beschouwing latend omdat daarvoor eigen maat staven gelden, bedroeg in oktober 1963 het aantal op rijksgoedkeuring wachtende bouwprojecten van enige omvang 191, met een totale bouwsom van 387 miljoen. De prioriteiten worden zorgvuldig afge wogen in verband met de economische betekenis der gebouwen en de beperkte bouwcapaciteit. Voor de bouw van parkeergarages zouden sommige fabrieken of kantoren weer langer moeten wachten. Misschien lukt dat, langzaam, en mondjesmaat. Het is denk baar dat er over enkele jaren één zou kunnen verrijzen, en dan een cf twee jaar later weer een, enzovoorts. Vóór de twaalf parkeergarages, nodig voor de huidige 6000 langparkeerders, gebouwd kunnen zijn, leven wij 15 of 20 jaar verder. Dan heeft het verkeer in Amsterdam een nieuwe fase bereikt die totaal van de huidige verschilt; dan moet de bouw van de stads spoorweg en de sanering der 19de eeuwse wijken rondom de binnenstad in volle gang zijn, en het is volkomen evident dat de tegenwoordige langparkeer- gewoonte dan in alle grote steden tot het verleden zal behoren. Het woon-werkverkeer zal andere vor men moeten krijgen, welke is nog niemand geheel

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1964 | | pagina 24