Langparkeerders in Amsterdam, waarheen? T. 10 en verder 15 in ons vorige nummer kon de lezer een eerste indruk vinden van de „Operatie Watergeus", de op 3 oktober door een groep textielgrossiers aan de N.Z. Voorburg wal georganiseerde proefvaart met rondvaartboten, van af verschillende punten met parkeergelegenheid in de periferie naar één punt in het centrum. Die indruk was zonder meer gunstig. „Allicht" zal menige geërgerde langparkeerder denken; „bevor dering van het personenvervoer te water wordt al sinds jaren door Heemschut bepleit. Maar wat zeggen de deskundigen?" Ook daarvocr heeft de groep T. 10 gezorgd. Het rapport van Dr. J. M. Fuchs verscheen half december. Het zet in 14 beknopte paragrafen de gedachte, de opzet en de resultaten uiteen. Dat is om te beginnen nodig om een eind te maken aan de overdrijving van de betekenis die het waterveivoer zou kunnen hebben, een overdrijving welke meestal ten doel heeft om dan de conclusie te kunnen trekken dat het toch onuitvoerbaar en toch niets gedaan is. Het doel van de proefvaart, zo stelt het rapport, was alleen om na te gaan of langparkeerders bereid zouden zijn hun auto's op bepaalde parkeerplaatsen aan de rand van de stad neer te zetten en dan met boten direct, zonder stopplaatsen naar het centrum te varen. Dat doel is bereikt; de belangstelling was groot, ook voor de nabespreking van deelnemers en organisatoren, de gemiddelde vaartijd kwam ongeveer overeen met de rijtijd per auto in het spitsuur, en wat de aard van het geboden vervoer per boot betreft werd het door een der deelnemers aldus geformu leerd: „aangenamer, comfortabeler en veiliger dan per tram, bus of pendelbusje en goedkoper dan een taxi." Hierbij dient in aanmerking te worden ge nomen dat bij deze proefvaart de boten naar één punt voeren, bij de Torensluis, dat bij de aankomst- en vertrekpunten nog geen aarileg-accommodaties aan wezig waren, en dat de gebruikte rondvaartboten met een geringe verbouwing een veel snellere moge lijkheid voor in- en uitstappen kunnen bieden, drie punten dus die ook bij een bescheiden opzet van geregelde lijndiensten onmiddellijk verbeterd zullen worden en een aanzienlijke tijdwinst opleveren. Een belangrijke conclusie van het rapport is ook dat men zich bij het organiseren van watervervoer aan vankelijk moet richten op langparkeerders alléén, die direct, zonder tussenhaltes van hun parkeerplaats naar de omgeving van hun werk gaan en die overdag hun auto niet nodig hebben. Daarmee is dus de gedachte gericht op een groep van 6000 mensen die in ver houding tot de honderdduizenden die aan het dage lijkse woon-werkverkeer van en naar de binnenstad deelnemen, vrij gering is, maar die door het vroegtijdig bezetten van vier vijfde der legale parkeerplaatsen, en door het verzwaren van de ochtend- en avond- spits, op een volstrekt onverantwoorde wijze beslag leggen op de openbare weg. Het gaat immers niet alleen om 6000 mensen, maar om evenzovele auto's, en dat maakt wel een groot verschil in het totale verkeersbeeld. Nu het gemeentebestuur te langen leste besloten heeft om het langparkeren te gaan bestrijden met meters en schijven, nu krijgt het plan T 10 wel een sterke nadruk. Terecht is steeds betoogd dat de volstrekt noodzakelijke beperking van het aantal auto's die in oude binnensteden rondrijden en parkeren, alleen uitvoerbaar is wanneer tegelijker tijd een redelijke compensatie wordt geboden voor de beknotte particuliere auto-vrijheid. Dat kan een verbetering zijn van het openbaar vervoer door snelle, frequente, trams en bussen, het kan mettertijd een ondergrondse stadsspoorweg zijn, of een nieuwe vorm van taxi-vervoer, maar er moet iets geboden worden omdat het bestaande openbaar vervoer, taxi's inbegrepen, in de spitsuren ten enen male on toereikend is om in kosten, tijd en comfort te kunnen opwegen tegen het niet meer met de eigen auto naar kantoor kunnen rijden. Wat het openbaar vervoer van trams en bussen betreft draait men rond in de vicieuze cirkel dat het aantal zitplaatsen, de snelheid en de frequentie vol doende zijn buiten de spitsuren, maar onvoldoende in de spitsuren, maar dat in de spitsuren snelheid en frequentie niet opgevoerd kunnen worden omdat het particuliere vervoer dan de wegen blokkeert, zodat de service aan het publiek het slechtst is wan neer deze het hoogst zou moeten zijn, maar juist dan niet merkbaar verbeterd kan worden zolang het par ticuliere vervoer niet vermindert, terwijl dat parti culiere vervoer in de spitsuren toeneemt omdat het openbare vervoer op die momenten zo tekortschiet. Amsterdam verkeert dus in de situatie dat elk voor stel om op korte termijn, met geringe kosten een aanmerkelijk deel van die 6000 langparkeerders uit het centrum weg te houden door hen een ander redelijk transport te bieden, met beide handen aangegrepen zou moeten worden. Zover is het nog lang niet. Waarom? Zie een redactioneel commen taar van De Tijd-Maasbode op 16 december, ge titeld „Watertram", waar gesteld wordt „dat het ook te water behelpen zal blijven omdat Amsterdam wel vele uitstekende ringwegen en grachten telt,

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1964 | | pagina 22