3
staan, aldus het commentaar op het rapport, is niet
groter, misschien kleiner dan in het landelijke Engeland
van twee eeuwen geleden werd gepresenteerd door de
industriële revolutie, gevolgd door de ontwikkeling
van de spoorwegen. Als we deze uitdaging evenwich
tiger tegemoet gaan dan onze overgrootvaders dat
deden, moeten wij dit doen zonder verlegenheid over
het doel, zonder angst voor de middelen en bovenal
zonder uitstel."
De lelijkste en de mooiste
Nu Purmerend er toch op staat zijn mooie oude gracht,
het sieraad van de gemeente, de Where, te dempen, is
het op weg zichzelf het predicaat te geven van Neder-
land's lelijkste gemeente. En dat niet onder de druk
der omstandigheden, door oorlogsschade of andere
rampen, nee, op eigen wens. Of dit nu gebrek aan fan
tasie is, gemis aan visie, aan het vermogen om te be
grijpen, hoe het er uit gaat zien, als de Where gedempt
gaat worden, wij weten het niet. Wat wij zeker weten,
is, dat Purmerend zijn aantrekkelijkste stadsdeel gaat
opofferen en zich daarmee schaart onder de lelijke, zo
niet de lelijkste gemeenten, die wij kennen.
In,, Heemschut" van Oktober 1961 wezen wij er op, dat
in Frankrijk bestaat eenCoupe de la plus belle France'
een nationale prijs, een beker, waarmee jaarlijks het dorp
.vereerd wordt, dat de beste indruk heeft gemaakt.
Het deed ons genoegen te bemerken, dat Nederland ook
iets dergelijks kent, en wel in het Gelders rivierengebied.
De stichting „Belangengemeenschap Gelders rivieren
gebied" onder voorzitterschap van de heer Henk
Manders, heeft een actie ingesteld „Ons dorp moet
mooier worden". Het gaat er daarbij om, welk dorp
in het afgelopen jaar ten aanzien van de reinheid het
meest is vooruitgegaan. Dat is wel een andere schoon
heid dan de stedebouwkundige, die de Fransen beogen,
maar het commentaar van de jury geeft toch wel te
verstaan, dat er wel verwantschap is. Het zegt bijv. dat
de verschillende vaak vrij eenvoudige voorzie
ningen, die de bewoners kunnen treffen, er veel toe
kunnen bijdragen, om het dorp een vriendelijker aan
zien te geven. Men wijst daarbij op slordige voortuinen,
ongeverfde hekken, mest- en vuilhopen voor de deur,
verwaarloosde schoolpleinen en bermen, enz. In West-
Duitsland is een dergelijk initiatief al enige jaren uit
gevoerd en tot een actie geworden, waar bijna alle
dorpen aan meedoen.
Deze voorbeelden mogen navolging ondervinden!
Ontluistering van het platteland
De welvaart heeft merkwaardige consequenties. Een
ervan is de trek uit steden naar opstallen, die als bui
tenhuisje voor vakantiedoeleinden zijn te gebruiken.
De voorkeur gaat daarbij uit naar oude boerderijen,
soms bouwvallige of zelfs verkrotte panden. Dat zou
heel verheugend kunnen zijn, en dat is het ook in ver
schillende gevallen, als de nieuwe eigenaars, daar met
smaak en gevoel voor de sfeer van de streek iets van
maken. Daar zijn voorbeelden van. Helaas zijn er ook
voorbeelden van gevallen (De Alkmaarsche Courant gaf
die onder meer) waarbij een uitgesproken ontluiste
ring plaats vindt. Want, zegt men, niet alleen trekt de
stedeling naar het platteland op deze wijze, maar ook
oefent die invloed uit op de plattelander. „Er is haast
geen huis meer of het heeft in de laatste jaren een ver
andering van gevel ondergaan, die het pand een „mo
dern" karakter geeft. Ramen werden vervangen, boer
derijen krijgen rare uitbouwsels aan het dak, omdat de
zolder er een kamer heeft bij gekregen, muren worden
in een of andere onmogelijke kleur gesausd en wat het
verfwerk betreft dit is een hoofdstuk apart. De
grote modekleur ten plattelande is zeer gifgroen. Men
smeert het op deuren en kozijnen afgewisseld met een
raai soort rood. Het is thans ook zeer in zwang om deu
ren van de dors in de boerderij met strepen in groen
en gebroken wit te besmeuren.
De optische rust, die zo kenmerkend was voor vele
dorpen, is verdwenen. Destijds gebruikte de schilder
bronsgroen als hoofdkleur voor alle houtwerk met
kleine variaties en die kleur harmonieerde bijzonder
met de omgeving. Maar thans is dat standpunt ver
laten. Onder invloed van allerlei „kleurenexperts"
van verffabrieken gaan de schilders er toe over om al
lerlei bizarre kleuren te gebruiken zonder te letten op
de omgeving." Aldus de heer Jac. Groot in De Alk
maarsche Courant.
Uw aandeel in ons werk
Herhaaldelijk treft men mensen aan die tot uiting
brengen, dat zij de ontsiering van stad en land betreu
ren en die in wanhoop uitroepen dat daar maar niets
tegen te doen is.
Zo pessimistisch zijn wij nu ook weer niet. Alléén kan
men vaak weinig doen, dat is waar, maar met velen,
gebundeld in bijvoorbeeld een instelling als de Bond
Heemschut, kan men wel degelijk wat doen en, zoals
uit onze verslagen blijkt succes hebben ook. Hoe meer
zich bij onze Bond aansluiten, hoe meer middelen ons
beschikbaar worden gesteld, hoe meer wij doen kun
nen. Groter ledental, geeft niet alléén meer inkomsten
en meer materiële mogelijkheden, maar het maakt ook
de kring van hen, die de ontsiering van stad en land
betreuren groter en geeft hen het gevoel niet langer
onmachtig alleen te staan. Het houdt hen op de hoog
te, dank zij ons orgaan en de excursies, het biedt hen
gelegenheid hun stem te laten horen, door het bureau
tips door te geven, waarschuwingen te laten horen,
voorbeelden te geven, die navolging verdienen, enz.
Kortom dank zij uw lidmaatschap van onze Bond ge
beurt er iets tegen acties, die u aanvankelijk onhoud
baar achtte.
Uw aandeel in ons werk kan uitermate belangrijk zijn,
als u in uw omgeving vrienden of kennissen op het werk
van de Bond Heemschut wijst en hen tot lid worden
overtuigt. Wij eisen niet het onmogelijke, maar dat er
tienduizend personen in Nederland zouden zijn, die
denken zoals wij bij Heemschut, daar zijn wij van over
tuigd. Wij moéten naar die tienduizend toe. Alleen
kunt u dat niet, met z'n allen kunnen wij dat wèl.
(Vervolg op blz8)