Het stadhuis van Ylissingen
Wat gaat ermee gebeuren
Vlissingen is een zeer levende en bedrijvige Zeeuwse
stad, maar pralend van schoonheid, zoals zovele
oude Nederlandse steden, is ze niet meer. Wel is
zij van oorsprong oud. Haar Oude Haven werd
reeds door Graal Willem 111 in 1315 aangelegd,
toen de stad bijna een eeuw bestond, later, in de
15de eeuw door wallen omgeven. De strijdvaardige
Prins Maurits liet de stad uitleggen en versterken.
De bloei van de zeehandel in de 16de en 17de eeuw,
ons allen zo bekend, al ware het maar wegens onze
grootste Nederlandse vlootvoogd Michiel Adriaens-
zoon de Ruyter en diens bazen de Heren Kornelis
en Adriaan Lampsins, zij tekent zich niet meer
karakteristiek in het huidige Vlissingen af. Het bom
bardement der Engelsen in 1809 en de laat-negen-
tiencle eeuwse dempingsorgie, die singelgrachten en
binnenhavens deed verdwijnen (en een Bellamy-
„park" deed ontstaan) hebben daar het hunne toe
bijgedragen. Overstromingen en de beschieting in
1944 hebben opnieuw zware schade aan de stad
gedaan, een kwart der ruim 6000 woningen werd
totaal verwoest, van de rest bleef niets onbeschadigd.
Van oucls zijn visserij en handel, scheepvaart en
scheepsbouw de belangrijke bronnen van bestaan
geweest. De omvangrijke uitbreidingen hiervoor
hebben steeds meer en grotere havens doen graven,
wat opnieuw zijn invloed had op de structuur van
de oude stad.
Als men dit overweegt en overziet kan men ver
baasd en verheugd zijn, dat het huidige Vlissingen
toch nog monumenten te bieden heeft, die iets van
die oude en historische ingrijpende ontwikkeling
tonen.
De uit het begin van de 14de eeuw daterende St.
Jacobskerk staat er nog, zij het grondig gerestau
reerd na haar brand. Van het oude verdedigings
stelsel is er nog de Gevangenpoort, een aan zee
gelegen oude waltoren, restant van de oude Wester
poort, uit het begin van de 16de eeuw.
Het Beursgebouw uit 1635 doorstond alle ellende,
er staan nog eenvoudige trapgevels en imponeren
de woonhuizen uit de 17de eeuw, zoals het pand
van Cornelis Lampsins. Vooral de 18de eeuw heeft
bezienswaardige sporen nagelaten, zoals de Luther
se kerk uit 1735, het verplaatste Beeldenhuis, het
Cornelia Quack's Hofje en enige Loclewijk XV
gevels, w.o. het huis Edenburg.
Haar oude stadhuis uit 1594 viel ten offer aan de
krijg in 1809. Sedert 1818 doet als zodanig dienst
een groot indrukwekkend patriciërshuis, aan de
Houtkade, waarop ik nu in het bijzonder de aan
dacht wilde vestigen.
Het stadhuis zelf
Het huidige stadhuis werd in 1733 als particulier
woonhuis gesticht door Mr. Anthonie Pieter van
Dishoeck aan de toenmalig voornaamste haven van
de stad. Het was meteen het prachtigste koopmans
huis van Vlissingen en dat is het gebleven. Van
Dishoeck's vader was, in dienst van de Oostindische
Compagnie, directeur van Bengalen geweest en
later Extra-ordinaris Raad van Indië. Zelf werd hij
na zijn terugkomst uit Indië o.a. burgemeester van
Vlissingen, welk ambt hij 28 jaar lang bekleedde.
Volgens het Handschrift Van der Sanden in het
stadsarchief te Antwerpen is het huis in 1733 door
J. P. van Baurscheit de Jonge (1699—1768) gebouwd.
Deze was de zoon van een vermaard beeldhouwer,
ook in de noordelijke Nederlanden; het Vlissingse
stadhuis is eveneens rijk van beeldhouwwerk voor
zien. In 1728 had junior al voor de Middelburgse
Heer Van der Manden beeldhouwwerk gemaakt.
Het z.g. Beeldenhuis, dat eertijds tegenover Van
Dishoeck's huis stond, was reeds in 1730 cloor hem
gebouwd. Deze beide huizen worden als zijn vroeg
ste werken beschouwd. Later zou hij in Antwerpen
huizen bouwen volgens het Zuiclnederlandsche
patroon met een inrijpoort en een cour. Van Dis
hoeck's huis heeft de eenvoudige indeling van een
hal, waar ter weerszijden vertrekken op uitkomen,
aan de achterkant de tuinzaal, ter rechterzijde het
trappenhuis. In de Franse tijd is het huis bij Kei
zerlijk Decreet in bezit geraakt van het Franse
gouvernement. Sedert 1814 behoorde het tot de
domeingoederen.
Het pand bleek toen zeer geschikt als raadhuis. De
Koning besloot het huis voor dit doel aan de ge
meente Vlissingen af te staan op de volgende uit
drukkelijke voorwaarden:
„dat hetzelve gebouw nimmer zal mogen worden
afgebroken geheel of ten deele, noch in de in-
rigting aan hetzelve eenige verandering gemaakt
dan op Onze Speciale autorisatie,
dat gemelde Regering verpligt zal zijn het meer
genoemde gebouw behoorlijk te onderhouden en
de lasten op hetzelve liggende of in het vervolg
te leggen voor hare rekening te nemen,
dat Wij bij een eventueel verblijf te Vlissingen
steeds de nodige appartementen zoo voor Ons als
120
Het uit 1733 daterende patriciërshuis van de bouwmeester
J. P. van Baurscheit Jr., thans nog Vlissingens stadhuis, dat
tot sloping gedoemd schijnt.