98
Ook deze fraaie renaissancegevel in de Kleine Hoogstraat zou beter ge
restaureerd dan gesloopt kunnen worden.
ken en straatverbredingen in de praktijk van ingrij
pender karakter zijn, dan uit het plan als zodanig
voortvloeit. Zij vormen de inleiding tot een voort
gezet proces, zodat de ingreep in de stadskern belang
rijk groter zal zijn, dan men zich thans misschien
realiseert. De bezwaren, welke wij hierboven ontwik
keld hebben ten aanzien van de verbreding van de
Oude Lombardsteeg en de Eewal gelden evenzeer
voor de verbreding van de Koningstraat en het Droe-
vendal. Een beperking van het verkeer in de binnen
stad, gepaard met een juiste verkeersregeling voor
dit stadsdeel kunnen ook op andere wijze tot een rede
lijke oplossing leiden. Dit laatste zou zeer zeker mede
het belangrijke gebouw, waar het Fries museum in
gehuisvest is, ten goede komen.
Wat deze doorbraken betreft zij opgemerkt, dat ook
hier gaten in de straatwanden van Voorstreek en
Turfmarkt worden geslagen, hetgeen te betreuren
zou zijn. De kanselarij wordt thans aan beide zijden
begrensd door bebouwing. Na amovering van het
Ritske Boelemagasthuis (wat op zichzelf geenszins te
betreuren zou zijn) verliest de Kanselarij haar aan
leuning aan deze zijde, wat de plaats van dit monu
mentale en historisch zeer belangrijke gebouw niet
ten goede komt. (Men denke in dit verband aan het
Stadhuis te Maastricht, waarlangs men de toegangs
weg naar de Maasbrug heeft geleid, wat èn aan het
stadsbeeld èn aan het bouwwerk schade heeft toege
bracht). Mocht het echter tot afbraak van het gast
huis komen, dan geven wij aan het in het zicht komen
en blijven van de vrijwel blinde gevel van de Kanselarij
de voorkeur.
Zeer verontrust zijn wij door de plannen om de zui
delijke en oostelijke stadsgracht te dempen. Beide
grachtgedeelten maken deel uit van de historische
stadsgrachten, welke in zo hoge mate de vorm en
ontwikkeling van de oude stadskernen hebben bepaald.
Met het dempen van deze grachtgedeelten zou een
belangrijk historisch en stedebouwkundig gegeven
verdwijnen.
Grachtdempingen zijn in het algemeen voor het stads
beeld funest, omdat een wanverhouding in schaal
ontstaat tussen de hoogte van de bebouwing en de ge
schapen wegbreedte. Grachtdempingen maken feite
lijk een geheel nieuwe bebouwing langs de ontstane
verkeerswegen noodzakelijk. Dit zou in het onderha
vige geval betekenen het verrijzen van grotere kan
toren en zakenpanden waardoor de parkeerbehoefte
zou stijgen en de verkregen winst aan parkeerruimte
weer verloren zou gaan en de grachtdemping achteraf
zou blijken weinig of geen zin te hebben gehad.
Verkeerstechnisch achten wij de voorgenomen dem
ping niet noodzakelijk. Het denkbeeld om, ter ver
deling van het voor de stadskern bestemde verkeer
en om het doorsnijden van die kern zoveel mogelijk
te voorkomen, om de kern een ring of vierkant te leg
gen, onderschrijven wij ten volle. Wij achten het echter
niet. noodzakelijk, deze zijden van het vierkant over
de gedempte oostelijke en zuidelijke stadsgracht te
leggen. Gezien de toch geringe grootte van de stads
kern binnen de grachten kan deze tak van de „bin
nenring" zonder bezwaar over de Bleeklaan van
Bolswertstraat Alma Tademastraat brug over
het Nieuwe Kanaal worden geprojecteerd. Deze weg
heeft dan op tal van punten verbinding met de kern.
De Zuidergrachtswal kan verbeterd worden door een
strook water bij de weg te trekken, dus wel de rooi
lijn achteruit te leggen. Ook de Oostergrachtswal
kan verbreed worden door het water enigszins te ver
smallen zodat het plaatselijk verkeer beter doorgang
kan vinden en kort parkeren mogelijk is. Gelegenheid
voor lang-parkeren is te vinden door sanering van
de omgeving van het Molenpad en van Achter de
Hoven.
Verontrust zijn wij eveneens door het voornemen het
Vliet te dempen. De stadswijken, gelegen ten oosten
van de stadsgracht hebben reeds op tal van plaatsen
verbinding met de kern. Wij vrezen dat een gedempt
Vliet eerder zal leiden tot een verkeersinjectie van de
stadskern dan dat deze demping aan de structuur
van de binnenstad ten goede zou komen.
Het Vliet is in zoveel opzichten verweven met de ste
delijke geschiedenis en de stadsontwikkeling, als zijnde
vroeger een belangrijke scheepvaartweg naar de stad,
dat het verloren gaan van dit wijkje met zijn eigen
karakter zeker in hoge mate te betreuren zou zijn.
Aan het westelijke deel van het Vliet staan nog zeer
fraaie pakhuizen, die, in geval van demping van het
water, de juiste omgeving zullen missen, en niet on
waarschijnlijk de huidige bestemming. Het behoud
van deze pakhuizen en de nog aanwezige woonhui
zen aldaar bevelen wij dan ook aan. Het overige deel