over 1962-1963 71 er pas in 1953, op een tijdstip, dat het 7,5 miljoen had moeten zijn, volgens de kenners. Het bleef vijf jaar op 5 miljoen staan. Toen het dan ƒ7,5 miljoen werd, had het ƒ10 miljoen moeten zijn. Nu moet men niet menen, dat het hier een zaak gold van te veel vragen om voldoende te krijgen. Neen, herhaaldelijk is, ook van onze zijde aangetoond, dat men met het subsidiebedrag achter de feiten aanliep. Intussen staat dan het subsidiebedrag, dat intussen 20 miljoen had moeten zijn, al sedert drie jaar op ƒ10 miljoen, terwijl de prijzen intussen tussen de 30-40% gestegen zijn. Als wij nu van me ning zijn, dat op de nieuwe Rijksbegroting een bedrag van 25 mil joen moet worden uitgetrokken voor de restauratie van monumenten en de regeneratie van binnensteden, dan zullen wij daarvoor de ar gumenten noemen. Het zal dan de cijferaar weinig moeite kosten om met getallen aan te tonen, hoe lankmoedig wij zijn voor de schat kist, hoe welbesteed ten aanzien van de schoonheid van stad en land en van zijn bewoonbaarheid dit zal zijn en hoe profijtelijk ten aanzien van het steeds groeiende toerisme en van onze eigen groeiende be hoefte aan recreatie. Bij het huidige beschikbare Rijkssubsidie van ƒ10 miljoen blijkt het niet meer mogelijk, de achterstand in de restauratie alleen al van de grote gebouwen in te halen. De Utrechtse kerken, die van Bergen op Zoom, Culemborg en Weesp om er enkele te noemen, staan onverzorgd. Verschillende kerken en kastelen vervallen, talloze subsidieaanvragen moeten bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg blijven liggen. Het verval kan nauwelijks worden bijgehouden, van inlopen waarover en kele jaren geleden in de Tweede Kamer zo hoopvol werd gesproken is helemaal geen sprake. In steden zoals Amsterdam, Maastricht, Edam, Haarlem, Dordrecht, Utrecht komt de woonhuisrestauratie vooral dank zij de stedelijke diensten voor monumentenzorg op gang, maar blijkt meer subsidie nodig, om niet achter het verval aan te lopen. Verval van een huis kan tot verval van een straat, gracht of buurt leiden. Zoals een geslaagde restauratie tot de ophef fing van een stad, gracht of buurt kan bijdragen en stimuleren. Rege neratie der oude binnensteden is dringend nodig, voor de bewoon baarheid, levendigheid, tegen de city-vorming, en dus voor meer ge leidelijke verkeersafwikkeling. Wie meent, dat tenminste de slag om de grote monumenten is ge wonnen, vergist zich. Zeker, men is nu wel in meerderheid over tuigd, dat deze in stand gehouden moeten worden, maar men be seft blijkbaar onvoldoende, dat daarvoor de fondsen ontoereikend zijn. De restauratie van woonhuizen zou, bij voldoende financiële mid delen, geleidelijk meer opgevoerd kunnen worden, zonder de nieuw bouw in de weg te staan, omdat hiervoor onderhoudsmensen kun nen worden ingeschakeld. Het stadswerk zou zeer goed uitgebouwd kunnen worden, mits daarvoor de gelden gefourneerd werden. Men mag hierbij voor ogen houden, dat in de bouwwereld, de onderhouds- sector van het werk bijna even groot is als de nieuwbouw. Om het toeristische element te beklemtonen, zij er op gewezen, dat nationale trekpleisters, zoals bijvoorbeeld Marken, Zierikzee en Broek in Waterland in hun monumenten verkommeren. Het fraaie 17 de eeuwse pand Barnde- steeg 15 kon dank zij een legaat dat Diogenes van wijlen Jhr. Mr. J. van der Does de Willebois had ontvangen, op 1 mei ig6i voor f 15.000, worden aangekocht. Bouwvallig is het niet, wel verwaarloosd en uitge woond, doordat het later verknipt werd tot z-g- halve woningen van één kamer met alkoof en keukentje. Daarvan waren er bij de aankoop nog vijf bewoond. Eerst in juni 1963 verhuisden de laatste bewoners zodat begonnen kon worden met het leeg ruimen en wegslopen van de 19de eeuwse plafonds en binnenwanden. Het pand heeft een ten dele over welfde kelder, en een massieve eiken spiltrap. In de restauratiekosten, be groot op f 90.000,werden de ge meentelijke- en rijkssubsidies reeds in 1962 verleend. De definitieve in deling zal pas vastgesteld kunnen worden als het nu in gang zijnde onderzoek naar sporen van het oor spronkelijke interieur is afgesloten, maar het staat wel vast dat er boven een drie- of vierkamerwoning met zolderatelier zal komen, op de iste verdieping een kleinere flat, nog een woning op de beletage, en een potte- bakkersatelier in de kelder, terwijl het achterhuis hetzij met de kelder, hetzij met de beletage verbonden wordt. De restauratie kan medio 1964 klaar zijn.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1963 | | pagina 9