86 naar de stamvader Ewe, was een der aanzienlijkste families in het Noorden. Aanvankelijk zetelde men op de Oort, een „keiserlicke borch" zegt een oud maar vaag document, later op het huis Ewsum, bij Middel- stum. Van hieruit bouwde Wigbold de Nienoord of Nijenoort, de nieuwe Oort dus. Al in de jaren voor de stichting hadden de Ewsums in Vredewold de streek om Nienoord grote landerijen verworven door erfenis of aankoop. Het was de bedoeling om in dit uitgestrekte veengebied op grote schaal turf te gaan graven. De investeringen voor deze grootscheepse opzet werden de familie bijna noodlottig, maar een eeuw later werd de Nienoord, dank zij de winsten uit de turf, de rijkste residentie in het Noorden. De macht in de streek verwierf de familie door zich het erfelijk grietmanschap te laten toewijzen. Het zestiende eeuwse Nienoord kende een weidse train de vie: de borgheer reed in een koets met zes paarden; er was een huiskapelaan, een secretaris, een jurist en een huisnar, aan wie vroeger een gevelsteen de herinnering levendig hield. Anderzijds veroorzaakten de investeringen in de venen soms grote moeilijkheden, zodat zelfs het voldoen van dagelijkse rekeningen af en toe onmogelijk was. In de tachtigjarige oorlog streden de Ewsums aan de zijde der Staatsen; Wigbold II was bevelhebber in het Noorden en hij bekostigde de oorlogvoering voor een groot deel uit eigen middelen. Verwoestingen aan huis en landen maakten de financiële debacle volledig in 1606 werd de Nienoord voor schulden verkocht. Een wonder bracht intussen het goed een jaar nadien terug in het bezit van de Ewsums, daar er bij de koper betalingsmoeilijkheden waren en de familie zelf een belangrijke erfenis kreeg. En toen in 1657 de erfdochter Anna van Ewsum trouwde was zij een van de rijkste partijen in verre omtrek: de baet komt na de cost. Door haar huwelijk met een von Inn- und Knip- hausen kwam de Nienoord in het bezit van deze Oostfriese hoofdelingenfamilie. De nieuwe Hollandse tak bleef meer dan twee eeuwen lang Heer van de Nienoord. Toen in 1664 de jonge borgheer stierf, liet Anna een praalgraf plaatsen in de kerk te Midwolde; de op dracht gaf zij aan Rombout Verhulst, en het kleimodel was al voor de begrafenis op de Nienoord aanwezig. De tombe is nog steeds een der grote werken van de kunstenaar. De jonge weduwe hertrouwde kort nadien met Georg Wilhelm von Inn- und Kniphausen, een neef van haar eerste man, en dit huwelijk leidt de glansperiode van de borg in. Kunstenaars van naam brachten ver fraaiingen aan in huis en park, schilderijen, meubi lair en edelsmeedwerk werden besteld en het huis werd een trefpunt voor de elegante en intellectuele wereld niet alleen van het Noorden. Ook de Ko ning Stadhouder logeerde er. Uit deze tijd dateert de schelpengrot; in het huis was een balzaal, beschilderd door Herman Collenius, er was een grote familiegalerij (Jan de Baen schilderde de portretten), een eetzaal met vroeg stucwerk, en een orangerie. Aan de graftombe werd door Bartolomeus Eggers (Verhulst was gestorven) het beeld van Georg Wilhelm als staande figuur toegevoegd. Het werk is niet van de qualiteit van Verhulsts groep, maar het. verleent aan de compositie een bijzondere levendig heid. De achttiende eeuw kenmerkte zich op Nienoord door gecompliceerde verervingen, die het huis dikwijls on bewoond deden zijn en veel van de kostelijke inhoud verhuisde toen al naar elders. In 1768 werd de Amsterdamse Anna Maria Graafland er door haar huwelijk chatelaine en toen volgde er weer een tijd van bloei. De laatste Kniphausen op Nienoord was Ferdinand Folef, een omstreden figuur, die veel dronk en dolle feesten organiseerde, maar de situatie niet aankon. Men krijgt de indruk, dat hij in zichzelf geen waardig opvolger van zijn voorouders kon zien. Hij deed delen van het slot afbreken, en vernielde tenslotte in een vlaag van dronken waanzin de familieportretten, met het argument „dat ze allemaal deugnieten waren ge weest". Toen de gescheurde doeken door de toegesnel de familie in de orangerie waren geborgen, ontstond daar drie weken laterdoor onbekende oorzaak een brand, die de helft van de borg in de as legde. Een der fraaiste oude borgen van Groningerland werd roemloos slachtoffer van het verval der familie. Als ruine bleef het huis onbewoond liggen tot 1884, toen Ferdinand Folef stierf en een zusterszoon, Jonk heer Johan Aemilius Abraham van Panhuys, het goed erfde. Hij liet op de oude fundamenten het huidige huis bouwen door de toenmaals zeer bekende architect Maris, van wie ook het Groningse stadhuis der fa milie was. De familie Van Panhuys bewoonde de borg eerst als zomerverblijf, later permanent, tot 1907, toen de borgheer met zijn vrouw, zoon en schoondochter in het rijtuig te water raakte in het Hoendiep, waarbij alle inzittenden verdronken. In 1950 verkochten de erven Van Panhuys het land goed aan de gemeente Leek en in 1958 werd het ge opend als Nationaal Rijtuigmuseum. De aanvankelijk bescheiden verzameling is in de loop der jaren sterk gegroeid, de collectie heeft langzamer hand een zeer eigen waarde gekregen en het museum trekt veel bezoekers. Het mag een geluk heten, dat nog tijdig het verval, dat haast onvermijdelijk is bij een dergelijk huis zonder bestemming, gestuit kon worden door de nieuwe in houd, die de naam Nienoord nu heeft gekregen. Het behoud van borg en omgeving lijkt aldus voor de toe komst verzekerd. Iets om dankbaar voor te zijn. H. B. VOS Grafmonument Von Inn- und Kniphausen door Rombout Verhulst 1664 Midwolde. (Foto Nat. Rijtuigmuseum).

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1963 | | pagina 24