De Drentse Excursie 81 De provincie Drente is eeuwenlang onder de Neder landse gewesten de armste en onaanzienlijkste geweest, zozeer zelfs, dat het niet belangrijk genoeg werd ge acht om als achtste opgenomen te worden in de Repu bliek der Zeven Verenigde Nederlanden. Merkwaar digerwijs echter is ditzelfde Drente de streek, waarde oudste sporen van bewoning in Nederland zijn ge vonden. Daar is het dan ook, dat de dorpsvormen dik wijls nog teruggaan op de voorhistorische tijden. Be halve die dorpen heeft men in de Drentse bodem nog vele overblijfselen gevonden uit het Neolithicum van ca. 3000 tot 1700 v. Chr. In deze periode, toen de rest van Nederland voor een groot deel nog weinig anders was dan water en moeras, beleefde Drente zijn eerste bloeitijd. Uit die tijd dateren ook de hunebed den. De hoge en droge ligging van de Drentse gronden heeft toen al bewoning mogelijk gemaakt, het is in die tijd zelfs betrekkelijk dicht bevolkt geweest. Deze eerste bewoners hebben in de bodem hun sporen nage laten in de vorm van stenen werktuigen etc. terwijl de vorm van hun nederzettingen dikwijls nog terug gevonden kan worden aan de hand van brandsporen. De oudste dorpen in Drente, waarvan dikwijls ook de namen: Norg, Peize, Rolde etc. doen blijken dat ze van vóór-Christelijke datum zijn, (dit in tegenstel ling met bijvoorbeeld de Zeeuwse waarvan de naam dikwijls een samenstelling is met het woord „kerk", Biggekerk, Koudekerke etc.,) bestaan nog vaak in de oorspronkelijke vorm. Het zijn de woonplaatsen geweest van de hunebedbouwers en waarschijnlijk de eerste vaste woonplaatsen, die de zwervende stammen zich in ons land kozen. Het betekent ook een evolutie in de ontwikkeling van deze stammen, nl. de over schakeling van de nomaden-economie naar die van de agrariër met vaste woonplaats. Het is een grote tijd geweest voor Drente en niet alleen de hunebedden spreken hier nog van, maar eigenlijk het hele landschap. Cultureel was het volkomen op het oosten georiënteerd, de veenstreek die later de na tuurlijke grens met Duitsland zou vormen was toen nog niet ontstaan, terwijl naar het westen toe de streek wel begrensd was door de Friese wateren en wouden. Dit oudste Drentse landschap van velden waarop landbouw bedreven werd, dorpen en heiligdommen met hun hoge bomen eromheen maakte een ietwat parkachtige indruk. De heide waar Drente nu zo bekend om is, en die voor een goed stuk het land schappelijk aanzien bepaalt, was toen nog niet ontstaan. Dit gebeurde eerst later namelijk in het bron zen tijdperk, ca. 1700650 v. Chr. De Dorpstypen. a. Het esdorp Kort na de ijstijd vestigden zich de eerste vaste be woners in deze streken. De nederzettingen die zij zich bouwden staan bekend als esdorpen. Voor bewoning is allereerst water noodzakelijk en dus werden er plaatsen uitgezocht, waar een watertje of beek stroom de en waar weiden aanwezig waren voor het vee. Daar men de afwatering nog niet in de hand had koos men zich een plek, waar dit natuurlijkerwijze geschied de, dus hoger dan de omliggende omgeving. Zo'n es- dorp maakt een vrij onregelmatige indruk. Het is dan ook nauwelijks „gepland". Het enige planmatige eraan is de hoge ligging in het landschap in de buurt van een water. Eromheen lagen dan de akkers in een min of meer cirkelvormig gebied. b. Het streekdorp De lagere delen van de provincie, die vanzelfsprekend veel vochtiger waren, trokken de oudste bewoners niet aan. In de middeleeuwen echter zien we plotse ling een vrij grootscheepse kolonisatie van mensen, die wel gewend waren om in waterrijke streken te huizen. Deze vestigden zich in dorpen van een langgerekte vorm. Aan een weg werden de boerderijen gebouwd eri daarachter lagen de akkers, dit is dus, hoewel veel later tot ontwikkeling gekomen, een nog minder geor ganiseerde vorm dan het oudste type vertegenwoor digde. c. Veenkolonie Er was veel veen in Drente en dat bijna overal. Al heel vroeg kwam men ertoe dit veen te gebruiken voor huis branddoeleinden en later werd dit veen geëxploiteerd. Een dergelijke exploitatie is alleen mogelijk daar, waar de expeditiemogelijkheden dit lonend maken, dus in de buurt van open water. Zo werd vanuit het Meppeler-veen al in de middeleeuwen veen naar het westen verscheept, maar van een systematische veen- ontginning is nog geen sprake. Die wordt eerst opgezet in de 17de eeuw. Dan wordt vanuit Groningen het Stadskanaal gegraven, dat steeds verder naar het zuidoosten werd doorgetrokken en in de 18de en 19de eeuw komen daar de Drentse Hoofdvaart, het Oran jekanaal en de Hogeveense Vaart bij, die alle uitko men in rijke veengebieden. De veenkoloniën, waarvan de meeste voorkomen in het oosten van de provincie, zijn nare, trieste voorbeelden van lintbebouwing, de vorm van die dorpen is meestal een kruis met ver schrikkelijke lange armen die zich zo ver mogelijk in de wingebieden dringen, maar tegelijkertijd zo weinig mogelijk plaats mochten innemen omdat de gronden waarop ze lagen immers een aanzienlijke geldswaarde vertegenwoordigden Boerderijen Om een misverstand uit de weg te ruimen, hef oudste Drentse boerderij- of woningtype is niet de zo romantisch aandoende maar toch wel erg miserabele plaggenhut.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1963 | | pagina 19