musea maken. De tijcl schrijdt voort en mèt de tijd
de eisen daarvan, de vordering der techniek. Maar de
waarde welke in die stads- en dorpskernen cultureel
behouden is, zouden wij en velen met ons, niet graag
prijs geven. Toch dreigt het gevaar, volgens de Heem-
schutpraktijk, dagelijks.
Branden veroorzaken gaten in de tot dan toe vrij gave
straatwanden.Hoe worden die opgevuld? Verkrotting
vereist vernieuwing. Hoe gebeurt dit in het licht van
het totale stadsbeeld? De parkeermisère werkt ont
luisterend, dempingen verstoren de harmonie en ver
houdingen in het stadsbeeld. Tramlijnen en elek
trische verlichting hebben een mastbos aan palen
doen verrijzen, die bovendien nog geaccentueerd
worden door kleurige, maar zelden esthetisch aantrek
kelijke, paalreclames. Voor het „straatmeubilair" zo
als: transformatorhuisjes, peperbussen, tramhuisjes,
verkeerssignalen, verkeersborden etc. heeft men
helaas lang niet de vormen en kleuren gevonden,
die hen de bescheiden, dienende plaats geven, welke
zij in een esthetisch fraaie omgeving:, behoeven. En
men denke eens aan de afschuwelijke kleuren der
chemische verven, welke men thans op gebouwen,
zelfs'monumenten, durft smeren, in de veronderstel
ling deze hiermee ;,op te knappen". De luiken van
de Militiezaal en de Lommerd in Amsterdam waren
daar destijds wrede voorbeelden van. De kleuren van
brieven-, en girobussen, de vormgeving en kleur van
straatverlichting en leuningen, de óverwogen toepas
sing en goede materialen bij bestrating, esthetische en
stadsverantwoorde beplanting, enz. enz. zijn even zo
vele redenen om voor de historische kern van oude
steden over te gaan tot het instellen van de functie
van een stadsconservator.
Dit zou een van de bestaande diensten onafhan
kelijke dienst moeten ziin dunkt mij—, welke nauw
Samenwerkt met de Rijksdienst voor de Monumen
tenzorg. Hoewel ik mij kan voorstellen, dat het hoofd
van de gemeentelijke dienst voor de monumenten
zorg tevens stadsconservator zou zijn, liikt mij de laat
ste functie van wijder strekking met het oog op de
economische zijde van de taak, men denke aan pro
blemen als city-vorming, winkelcentra, het verkeer,
enz.
De stadsconservator zou de bevoegdheid móeten krij
gen'óm in'te grijpen en leiding te geven, telkens als
de stadskern met ontluistering bedreigd wordt, ook
door de andere gemeentelijke diensten!
Gevaar voor de aantasting van de karakteristieke
schoonheid der oude stadskernen, door onderschat
ting van de betekenis van het water en onwetend-
'heidwat. deverhoudinesleer betreft, bestaat nogvoort-
'diirend'. De bewijzen komt men dagelijks'tegen, men
békijke eens het rnerendeel van de nieuwbouw in de
oude binnensteden, de z.g. modernisering van puien,
d'e vernieuwing van bruggen, de keuze van parkeer
ruimte. dempingen, verlegging van rooilijnen, enz.
Hét besef, dat tal van stadskernen onvergelijkelijk
'mooi zijn "van aanleg, bouw, schaal, kleur en verhou
ding—en om nuchter te spreken dat deze
schoonheid ook kapitaal is, dat goede rente naar vele
zijden kan opleveren, is niet overtuigend genoeg
doorgedrongen bij allen, die tijdelijk deze schoon
heid ten beheer is gegund.
Edarn geeft het voorbeeld
In dit verband is het verheugend te mogen berichten,
dat een Hollandse stad intussen een stadsconser
vator heeft benoemd.waarbij Heemschut er trots
op is, daar toe een steentje te hebben mogen bijdra
gen. Die stad is Edam. Het is niet zonder voldoening
dat Burgemeester en Wethouders van Edam ons be
richtten, dat zij tot behoud en vervolmaking van de
historische stadskern van Edam zijn overgegaan tot
de .aanstelling van een stadsconservator. Aan deze
functionaris, die op 1 okt. 1962 zijn werkzaamheden
aanving, worden alle bouw- en verbouwplannen van
welke aard ook, die voor de stadskern van Edam
worden ingediend, om advies en ter beoordeling
voorgelegd.
Aan de stadsconservator is van gemeentewege een
lokaliteit in één van de fraaiste panden van Edam ter
beschikking gesteld voor de uitoefening van zijn
werkzaamheden. Benoemd werd in deze functie de
heer C. W. Royaards architect BNA, die al voorzitter
van de gemeentelijke monumentencommissie was en
een algemeen bekend restauratie-architect is.
B. en W. van Edam delen mede, dat, door de functie
van voorzitter gemeentelijke monumentencommissie
te verbinden met die van stadsconservator, tot uit
drukking wordt gebracht, dat de stadskern van Edam
in zijn totaliteit van huizen, grachten, beplanting, be
strating, enz. als een historisch gegroeide stedebouw-
kundige eenheid moet worden beschouwd, welke een
heid zeker ook in het huidige maatschappelijke bestel
een grote plaats inneemt.
Het zal geen betoog behoeven, dat wij met meer dan
bijzondere belangstelling de ontwikkeling van deze
functie zullen gadeslaan. Het voorbeeld verdient ze
ker navolging daar, waar men een persoon zal kun
nen vinden, die de grote verantwoordelijkheid van
stadsconservator zal kunnen dragen, geschraagd door
vakbekwaamheid, schoonheidsgevoel, historische zin,
realiteitsbesef en last but not least, eruditie. Zo lang
er in ons land nog zo weinig bewust en organisato
risch gebeurt om begrip voor schoonheid te ontwik
kelen, zal het een moeilijke zaak zijn. Naar mijn
overtuiging zullen wij daar toch heen moeten.
In dit verband rijst tevens de vraag, of er bij de be
noeming van burgemeesters in gemeenten met een
historisch waardevolle kern, niet rekening mee moet
worden gehouden, dat de kandidaten voor een derge
lijk burgemeesterschap blijk hebben gegeven van
voldoende historisch besef, om aan een gemeente
met een zódanig kwetsbaar cultureel element leiding
te géven.
De verheugende maar ook zo droeve voorbeelden zijn
er, om aan te tonen, dat deze vraag niet zo gek is, als
zij op het eerste gezicht lijkt.
50