Op Heemwacht
TON KOOT
Zijn wij aan een stadsconservator toe?
Het 'waken voor de schoonheid van Nederland is
het devies, dat de Bond Heemschut al sedert zijn op
richting, meer dan een halve eeuw geleden, in zijn
schild voert en nog steeds met kracht nastreeft.
Van meet af aan is beseft, dat waakzaamheid en daar
na appélleren bij de desbetreffende instanties zeer
belangrijk is en ook veelal tot gunstige' resultaten
kan leiden, maar óók dat men er daarmee op verre
na niet is. Het was en is allerminst de bedoeling
van Heemschut om alleen maar als schildwacht op te
treden, ér móést ook educatief gewerkt worden
en gestreefd haar opvoeding tot het zienvan de
schoonheid van Nederland. Vandaar onze publika-
ties, zoals het orgaan' Heemschut en de Heemschut-
serie en -bibliotheek," vandaar ook congressen en
Hèemschutexcursiés en persconferenties.
Het is dan'óok niet zó maar, dat later bij een sta
tutenwijziging aan artikel 1, inzake dié waakzaamheid,
werd" toegevoegd: „en het Néderlaridse volk over
tuigen van de noodzakelijkheid "mede te werken
aah het behoud en de bescherming van' de bestaande
schoonheid en het scheppen van nieuwe schoonheid."
Door de oprichting van plaatselijke verenigingen
.te stimuleren, en ook de oprichting vari landelijke
verenigingen, die een bepaalde sector in hét Heem-
schutgebied zouden bestrijken (zoals de vereniging
De Hollandse'Molen, die zo juist haar 40-jarige be
staan herdacht) is er naar gestreefd de werkzaamheid
ter bevordering' van de Schoonheid van het land op
bredere basis te zetten en op tal van plaatsen te ver
diepen. Van ontzaglijk "gróót belang is daarbij "dè
medewerking van organisaties" zoals de Koninklijke
Nederlandse Toeristenbond A.N.W.B., de" Algemene
Nederlandse Vereniging voor Vreemdelingenverkeer,
de vele V.V.V.'s in den lande, de Vereniging tot Be
houd van Natuurmonumenten in Nederland (die
haar 50.000ste lid tegemoet ziet) en alle organisaties
clie zich in het gebied van architectuur, stedebóüw,
natuurschoon; monumentenzorg, toerisme en vreem
delingenverkeer bewegen en de doelstelling van
Heemschut kunnen onderschrijven. Deze samen- en
medewerking heeft in verschillende gevallen waar
gezamenlijk kon en moest worden opgetreden haar
effect dan ook niet gemist. Men denke aan de acties
tegén ontsierende reclame en tegen lintbebouwing'
in de twintiger jarén, aan de grote Heemschut-
tentoonstelling in 1934, of, uit de laatste tijd, dé
acties om het behoud der grachten van Alkmaar,
om die van de singels van Utrecht.
Heemschut en zijn zusterorganisaties hebben geen
machtsmiddelen ter beschikking. Zij kunnen door
hun goede argumenten en het goéde doel waarnaar
zij streven grote weerklank'krijgen bij dé publieke
opinie, maar de macht om iéts te doen óf niet te dóen
ligt bij de overheid. Begrijpelijk'dus dat lang is aan
gedrongen op een bruikbare Monumentenwet, op
versterking van de Rijksdienst vóór de Monumenten
zorg, op een voldoende provinciale regeling, óp plaat
selijke monumenféndiensten enz. Mert behoeft de
jaargangen van Heemschut maar na té slaan en de
jaarverslagen te lézen om begrip te krijgen, hoe lang
en moeizaam de strijd'is geweest om te kómen' tot
waar wij vandaag zijn: een Monumentenwet, een
Rijkscommissie én een Rijksdienst' voor de Monu
mentenzorg én in een aantal stéden gemeentelijke
diensten voor de 'monumentenzorg.
Welk een stimulerende én soms'zelfs leidende rol
Heemschut gespeeld heeft bij het tót stand komen
van 'stedelijke en provinciale reclameverordeningen;
welstandsbepalingen en schoonheidscommissies leze
men in het in 1949 verschenen boek „Overheidszorg
voor het natuurschoon" cl'oór Mr. J.'W. Keeser of het
in HeemschutS jubileumjaar 1961 verschenen „Strijd
om schoonheid"; (uitgeverij Ploegsma te Amster
dam) 'H
Nu na jarenlange akties, veel strijd, veel publikaties
er inderdaad meer begrip is gekomen voor de grote
(en ook rendabele) waarde van ons Nederlandse
stads-, dorps-, en landschapsschoon, en nu tóch de
bedreigingen daarvan nog steeds en vaak onverwacht
(en zéér dreigend) aan de orde zijn, rijst de vraag,
of de suggestie, welke ik al in Heemschut van febru
ari 1950 aan de orde stelde, nu niet voor uitvoering
vatbaar is, nl. de instelling van siadsconsewatoren.
Eén' ding staat vast: wij kunnen en mogen van onze
•prachtige stads- en dorpskernen, hoe mooi ook geen
49