Uit de tijdschriften
Nieuwe leden
De vestingwerken van Heusden
Nog -niei zo lang geleden 'vond de bevolking van
Heusden het maar een kwalijke zaak wanneer instel
lingen als de Stichting Menno van Coehoorn of cle
Pond Heemschut zich. bemoeiden met Heusden's
vervallen vesting. De. grachten groeiden dicht, op de
wallen lagen tuintjes, in een ravelijn werd een water
zuiveringsinstallatie gebouwd, waar het „nodig" was
voor het verkeer of voor een scheepswerf groef men
grote stukken weg, kortom, ieder werkte op zijn
wijze mee aan het doen verdwijnen van de vesting
die als een benauwend keurslijf werd gevoeld dat de
ontwikkeling afsnoerde. Op het ogenblik, zo lezen
vt;ij in het Bredase dagblad „De Stem", .gaat er in
Heusden nagenoeg geen gemeenteraadsvergadering
voorbij ol èr wordt"geinl'ormeerd naar de komende
restauratie van wallen en grachten. Het plan is nu
klaar; van de negen bastions en acht ravelijnen die
in de periode 1671 tot 1689 werden aangelegd, zul
len vijf bastions en vijf ravelijnen weer hersteld
Worden in hun oorspronkelijk profiel, beplant met
bomen en meidoornhagen.
Wandelpaden met een gezamenlijke lengte van vier
en een halve kilometer zullen het voor stadgenoot en
vreemdeling een genoegen maken op de vestingwer
ken rond te lopen, waar vroegere stadgenoten en
vroegere vreemdelingen elkaar in barre belegerings
tijden op minder plezierige wijze plachten te ontmoe-
tpn. Als de gracht weer uitgegraven is zal er vis uit
gezet worden voor de hengelaars, die toonbeeld
van vreedzaamheid het water zullen stofferen dat
eertijds nauwlettend bewaakt moest worden tegen
een vijandelijke stormaanval. Het begin der werk
zaamheden die de vervallen vestingwerken zullen
herscheppen toL een ook in historisch opzicht belang
rijk recreatiegebied, wacht nu op een regeling clie ge
troffen "moet worden tussen de kroondomeinen en
het ministerie van O., K. en W. Wanneer het geheel
na enkele jaren voltooid is zal de laatste aanval op
de vesting Heusden, een aanslag met budgetaire ar
gumenten inplaats van met artillerie, gelukkig zijn
afgeweerd.
Dit betekent echter niet dat het oude stadje nu ver
der veilig is. Ook al zijn de nieuwe uitbreidingen nu
buiten de wallen geprojecteerd, ook binnen de ves
ting zal gebp.fiwd, gebroken en hersteld moeten wor
den, en cle|gf:ote vraag is-'of dit gebeuren zal met vol
doende begrip'Woor het historische karakter, dat door
rooi! ij n efij'ts titel s prof iel en 'en oude bebouwing wordt'
bepaald. Er is"jmaar zo weinig nodig'om'dit karakter'!*
voor g!oed te bederven: enkele doorbraken, grote
nieuwe gebouwen en* stijlloze moderniseringen, en
het is gebeurd. Wij hopen van harte dat het herstel
van de wallen vöpr Heusden ook ten aanzien van
de stedebouwkiindige aanpak-van de oude stad, een
keerpunt,tzal zijn en het besef wakker zal maken dat
historische waarden waarden voor de toekomst zijn.
G. B.-
Als buitengewoon lid Irnden'toe:
Mevr. E. ten Broeke, Utrecht; Mevr. J. G. Broekman-
van cler Keuken. Amsterdam; J. van Dam, Walch-
'will, Zwitserland; J. N. Holtzappel. Amsterdam;
Mevr. M: Hopperus Buma-Kolff; A. H. van Ketel,
Amsterdam; Drs. M. H. Kollaard, Amstelveen; B. A.
Malsch. Amsterdam; Mr. H. R. Marius, 's-Graven-
hage; Mr. C. E. Massee; Blaricum; Dr. P. J. Meer-
tens, Amsterdam; L. T- Morreau, Maastricht;' J. EI.
Midder,iAmsterdam; Dr. K. C. J. Oomen, Nijmegen;
Drs. L. van Oosterom. Amsterdam; Mr. G. Over-
diep, Groningen; Dr. E. Pereira cl'Oliveira, Bussum;
C. Philipse. Wemeldinge: Prof. Dr. G. F. Pijper,
Amsterdam; Dr. P*. Polman O.F.M., Utrecht;" D. H.
de Vries, 's-Gravenhage.-
68
JC" jj f -
In het aprilnummer van Ons Amsterdam, maandblad gewijd
aan de hoofdstad des lands, staat een bijzonder aardig en
fraai geïllustreerd verhaal over het jubilerende Artis. Hieruit
blijkt dat,, doordat er in de 18de eeuw weinig animo meer
was voor de dure percelen bouwgrond, men de Plantage heeft
bestemd voor een recreatiegebied avant la lettre. Er waren
wat buitenplaatsjes en al heel vroeg was er in de binnenplaats
van een herberg een soort menagerie met allerlei soorten uit
heemse dieren. En uit deze verzameling is tenslotte het tegen
woordige Artis gegroeid. Vooral het voorbeeld van Engeland
waar in 1828 een dierentuin werd opgericht is inspirerend ge
weekt. Wat het artikel vooral zo aardig maakt zijn de vaak
kostelijke reproducties.van-oude prenten en foto's, die het ge
heel tot een plezierige" documentatie maken van dit typische
stukje Amsterdam.
Het bulletin van de Koninklijke Nederlandsche Oudheidkun
dige Bond geeft in zijn aprilnummer een uiterst lezenswaardig
artikel van de hand van Mr. C A van Swigchem over de
opleiding van bouwmeesters in de tweede helft van de 18de
eeuw. De schrijver zet uiteen dat er tot 1817 in Amsterdam
gjeen gelegenheid was op hoger niveau zich tot arcitcct te
bekwamen. Hoewel Amsterdam ook in die tijd een stad was
waar zeer veel werd gebouwd, heeft het stadsbestuur zich
toch weinig aan de bouwkunst gelegen laten liggen. De op
leiding lag vooral in de ambachtelijkè sfeer, men ging een
voudig in de loer bij eén timmermans- of mctselaarsbaas.
Wanneer men al verder wilde komen moest men daarvoor
avondklassen bezoeken. Ook dit waren vrij primitieve oplei
dingen, maar hier bestond tenminste de gelegenheid kennis
te nemen van de toen actuele stromingen in de architectuur
Men leerde er vooral aan de hand van voorbeelden, waar
van er juist in die tijd een groot aantal verschenen. Was men
met do mogelijkheden die het eigen land bood niet.tevreden,
dan ging men naar het buitenland Het dichtst bij was wel
Antwerpen, waar een totaal andere en sterk internationale
sfeer heerste, veroorzaakt .door de banden van de Zuidelijke
Nederlanden met Spanje in de 17de en Oostenrijk in de 18de
eeuw. De Academie in Antwerpen telde dan ook enige Ita
lianen onder haar docenten. Een andere stad waar veel Ne
derlanders heen trokken was Parijs, onder andere hebben
hier gestudeerd de bekende graveur Reinier Vinkeles en een
leerling van Caspar Philips, W. Koek. Maar het beloofde land
was in deze tijd nog steeds Italië. Hoe hoog de buitenlandse
kunstenaars hier werden aangeslagen blijkt ook wel uit het
feit. dat vele buitenlanders hier naar toe werden gehaald.
Het artikel bewijst, dat het met de opleiding tot bouwmeester
in Amsterdam maar droevig was gesteld en des te meer moe
ten wij bewondering hebben voor de fraaie gebouwen die ook
in de tweede helft van de 18de eeuw werden neergezet.
L. L H. R.