i
is schadelijk, zowel voor de maatverhoudingen van
het plein ais voor de rust en veiligheid ter plaatse.
Als men nu ook nog de grote verkeersader welke de
Kleine Berg is, tot aan de Markt doortrekt, is er
van het aanvankelijk zo ideale plein weinig goed meer
overgebleven, Inpïaats van een enclave waar men
rust en verpozing kan vinden is het dan ten dele een
verkeersrotoncle, ten dele een autostalling geworden,
met als enige attracties het aanhoudend gemanoeu
vreer van wagens, het jankend geronk van motoren
en de met uitlaatgassen walgelijk verontreinigde
lucht.
In verband met de doorgaande verbindingen is men
voornemens èn de Jan van Lieshoutstraat èn de Jan
van Hoofstraat te verbreden. Ook daaraan is nacleel
verbonden want deze verbredingen korten respectie
velijk de zuidoostelijke en zuidwestelijke pleinwancl
in en hebben dus een vermindering van beslotenheid
tot gevolg.
Samenvattend mogen we dus wel stellen dat 't gehele
plan eigenlijk met weinig piëteit is opgezet. Van één
kant verheugt 't ons hieraan te kunnen toevoegen dat
het plan bovendien niet praktisch is. Met het betrek
kelijk geringe aantal auto's wat zich op de Markt laat
parkeren kan immers nooit een afdoende oplossing
van 't parkeerprobleem bereikt worden, zelfs niet al
zou men de Markt met één of meer lagen onderkel
deren.
Maar afgezien d aar van, wat een idee-fixe is het, dat
allé'auto's precies tot in 't hartje van de stad moeten
kunnen doordringen! En dat zelfs via dat uiterste
middelpuntje het verkeer moet kunnen doorstro
men! Op die manier schiet de mens zijn doel voor
bij en bezorgt hij zichzelf meer last dan baat.
Wij mogen ons in gemoede afvragen of een dergelijk
beleid nog iets met stedebouwkunde heeft te maken.
Ons dunkt van niet, want stedebouwkunde veronder
stelt een afwegen van belangen en géén eenzijdige
overaccentuering van iets wat maar één facet is
van de totale problematiek. De stedebouwkundige
pur-sang zal er juist op uit zijn de ideële belangen te
laten prevaleren, vooral als er, zoals in 't onderhavige
geval, zoveel andere oplossingen voor 't grijpen lig
gen en uitvoerbaar zijn. Zo kan er bijvoorbeeld rond
om de Markt een gordel van parkeerterreinen of par
keergarages worden gemaakt, waarmee al het verkeer
worclt opgevangen wat in 't hartje van de stad moet
zijn. De Markt zelf, op een meer indirecte wijze inge
leid nu, kan dan volgens een kundig ontwerp,
waarbij oncler andere bomen, lantaarns, zitbanken en
zelfs gazons en sculpturen een rol kunnen spelen,
aantrekkelijk worden gemaakt. Natuurlijk moet dat
zó gebeuren, dat het plein clan even goed nog voor
allerlei doeleinden kan worden gebruikt. Wat zou er
bijvoorbeeld tegen zijn hier de destijds opgeheven
weekmarkt weer terug te brengen?
In het kader van ons voorstel behoeft de voorgenomen
verbinding van de Kleine Berg met de city niet ge
heel te worden geschrapt, alleen een weinig opge
schoven. Wij grijpen hier terug naar een vroeger
plan van de gemeente dat de reeds gedeeltelijk be
staande Hooghuisstraat via een kruising met de Kei
zersgracht naar de Kleine Berg wilde doortrekken.
Dit plan is veel eenvoudiger en vereist aanmerkelijk
minder afbraak. Bovendien kan langs deze route alles
was nodig is gedaan worden met betrekking tot de
parkeergelegenheid. Het is ons daarom niet duidelijk
waarom dit plan door een ander werd vervangen. Te
rugkeer naar dit plan zou een reeks moeilijkheden uit
de weg ruimen en tal van voordelen opleveren. Af
braak van de villa Fens aan de Keizersgracht wordt
dan overbodig. De Rechtestraat behoudt haar aan
eengesloten bebouwing. Zowel de Markt als het oud
stadhuis blijven gespaard (van welk belang clit is werd
in 't voorgaande, naar wij hopen, voldoende uiteen
gezet)De Jan van Hoofstraat behoeft niet te worden
verbreed en het fraaie zicht wat men vanuit deze
straat op 't oud-stadhuis heeft blijft intact.
JAN HENSE.LMANS, architect.
65
Het neo-golische stadhuis na ca 1935.