in het RAI gebouw Het karakter der oude Stadskernen Mr. van 't Huil sprak de mening uit dat door een doel bewust stedebouwkundig beleid de juiste middenweg gevonden moet worden tussen bloei en verval. Geen restauraties kunnen de ondergang verhoeden wanneer de binnenstad verlaten wordt door de bewoners en het bedrijfsleven. Omgekeerd leidt de verkeerscon- gestie symptoom van welvaart op den duur ook tot economische achteruitgang. Nodig is het daarom dat men het totaal-vloeroppervlak bedrijfsruimte strak in de hand houdt en geen onbelemmerde groei toestaat. De straten dienen voor het rijdende verkeer bestemd te blijven en dempingen of grote doorbraken zijn zinloos. Ook op dit punt breekt een beter inzicht baan'. Een jaar of tien geleden werd er nog door velen aangedrongen öp demping van het Singel. Nu roepen sommigen om demping van de Singelgracht. Nog even verder en men begrijpt al gemeen clat de ruimte om de parkeerders op te vangen gevonden moet worden in de ring der sanè- ringsrijpe 19de eeuwse wijken. Dan zal het met een beter openbaar vervoer weer zijn: „naar de binnenstad, ja, gezellig". Daar is immers 'de am biance aantrekkelijk, en met name de winkelfunctie heeft hierdoor een grote concurrentiekracht. De vrees dat de nieuw-opkomende winkelcentra in de periferie het door hun parkeerfaciliteiten zullen win nen berust op een onjuiste vergelijking met Amerika. Op grond van zijn eigen ervaringen constateerde mr. van 't Huil een aantal wezenlijke verschillen. Ten eerste is dat het ontbreken in Amerika van een eigen, plezierige sfeer in de binnensteden, vervol gens de Onbeperkte ruimte en in verband daarmee de lage grondprijzen buiten de steden. Het succes cler shopping-centres is bepaald niet toe te schrijven aan de onbereikbaarheid van het oude stadscentrum. Jn steden die wat hun omvang betreft met Amster dam overeenkomen kan men opmerken dat enorme verkeersdoorbraken en de aanleg van parkeerterrei nen op de plaats van gesloopte bouwblokken de ver dere achteruitgang van 't zakenleven niet hebben ge stuit. Rondom Amsterdam is de grond ook duur en de ruimte beperkt, maar bovenal: het centrum heeft een attractie die men elders niet kan maken. Er bestaat derhalve een nauwe correlatie tussen welvaart en restauratiebeleid: men zou kunnen zeggen dat het de warenhuizen alleen goed kan gaan als de grachten huizen in goede staat verkeren! Gaat aldus enerzijds het herstel der waardevolle bebouwing hand in hand met een gezond economisch inzicht, anderzijds is waakzaamheid geboden ten opzichte van de bedrijven die door hun sterke groei te groot worden voor de binnenstad. Dan dient een verplaatsing mogelijk gemaakt te worden naar de periferie. Een voorbeeld geven de bodediensten die van een levendige be drijvigheid op cte N.Z. Voorburgwal tot een ondraag lijke overlast uitgroeiden en, na een tijdelijk onder komen aan de Pontanusstraat, een definitieve vesti ging zullen krijgen bij de Coentunnel. De grootste bedreiging van de binnenstad zag mr. van 't Huil thans niet in de aandrang tot dempen, maar in het streven om in het centrum hoge kantoorge bouwen op te richten. Wij leven, zo zeide hij, in dit moment op de vloed van de conjunctuur; het is zaak nu het herstel krachtig aan te pakken en het goede ogenblik niet te missen. Mr. d'Ailly. de spreker dankend, voegde hieraan toe dat in vele Nederlandse gemeenten waar binnenstads problemen aan de orde zijn, behoefte bestaat aan plaatselijke organen: verenigingen of comité's,die opkomen voor de culturele waarden van de histo rische aanleg en bebouwing, in overleg treden met de overheid en een tegenwicht vormen voor de söms zware aandrang van bepaalde 'economische' be langen. De voorzitter sprak de hoop uit dat men in de plaatsen waar dergelijke organisaties nog niet be staan, spoedig tot de oorichting zal overgaan. De tweede spreker was ir. R. Meischke. Aansluitend bij de beeldspraak van de hooggestegen conjunctuur vloed, waarmee mr. van 't Huil was geëindigd, zei hij dat deze vloed ook bepaald benauwende aspecten heeft. Bij een hoge vloed staan de dijkwachters in spanning te kijken hoe hoog het water stijgen zal: breekt het ergens door dan is de zaak verloren. Het zou, om nog even bij dit beeld te blijven, voor een juist begrip nodig zijn eerst het moment te zoeken van de eb, en daarvan de oorzaken na te gaan. Dat ogen blik ligt verder terug dan de crisis omstreéks'193Ö, het ligt in het eind van de vorige eeuw. Tot die tijd hadden de steden hun organische bevolkingsstruc tuur, die de bestaande maatschappij weerspiegelde: de notabelen in hun grote huizen, de kleine burgerij, de handwerkers, waarbij woon-en werkfunctie elkaar meer steunden dan hinderden. Wat was de reden dat op een gegeven ogenblik de notabelen het plezier in hun stadshuizen kwiitraakten en wegtrokken? Deze reden was beDaald niet de vaak geuite bewering dat de oude stadshuizen vaak geërfd familiebezit te groot en te onhandig in het gebruik zouden zijn. De villa's die het opkomen der forensenplaatsen aankon digden, maar ook de notabelenhuizen in de nieuwe, buiten de oude stad aangelegde wijken waren veel groter en omslachtiger. Het is een gecompliceerd verschijnsel geweest dat meer op irrationele en emo tionele drijfveren berustte dan op practische overwe gingen. De woonmode speelde een belangrijke rol. De rijken gingen voor: hun ideaal knoopte aan bij de grote stijl der 18de eeuwse buitenhuizen met ga zons en oprijlanen. Hun voorbeeld werd nagevolgd, 55

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1963 | | pagina 13