en andere bedrijven parkeergelegenheid te schep pen is in dit kader begrijpelijk: dat is immers ae voornaamste attractie van een modern winkelcen trum. De gezelligheid, de sfeer, de variatie en het boeiende stadsbeeld van fraaie oude huizen zijn za ken die men in een nieuwe wijk nu eenmaal niet heeft, en niet kan maken. Omgekeerd geldt het zelfde ten aanzien van de grote parkeerpleinen voor de warenhuisdeuren in een oude stadskern. Wil men dat tóchdat loopt men de kans de eigen mogelijkheid te verspelen zonder de andere in vol doende mate te realiseren. Dit wil niet zeggen dat alle de geprojecteerde parkeerterreinen uit den boze zouden zijn; in het kader van de noodzakelijke sa neringen is zeker hier en daar enige ruimte te schep pen. Men krijgt echter wel de indruk dat de kristal lisatie der ideeën die zich in de Haarlemse plannen ten aanzien van de verkeersdoorbraken reeds vol trokken heeft, op het punt parkeergelegenheid nog moet plaatsvinden. Daar wordt nog op twee ge dachten gehinkt. Uiteindelijk zal ook in dit opzicht het realistische standpunt moeten overwinnen, n.1. dat het autogebruik zich bij de stad zal moeten aan passen omdat de stad niet vernield mag worden ter- wille van een (tijdelijke) vorm van autpgebruik. Dit betekent uiteindelijk een verschuiving van de opvang- zone voor de langparkeerders naar de buitenzijde van het tangentenvierkant, waar wel grote parkeergara ges toelaatbaar zijn, en een gevoeliger detaillering van de parkeerruimten in het centrum, die kleiner en misschien meer verspreid kunnen worden en in ieder geval gereserveerd zullen moeten zijn voor kortparkeerders. Een belangrijk document in het geheel is de bijlage nr. 6; monumentenkaart, die meer geeft dan de titel doet vermoeden. Behalve gebouwen die rijksmonu ment of niet van belang zijn voor het stadsbeeld, zijn daarop met een donkere tint vele grote en klei nere complexen aangegeven, soms talrijke bouwblok ken omvattend. Deze complexen vallen in- twee groepen uiteen: saneringsgebieden en revalidatie- gebieden. Saneringsgebied zijn uiteraard die buurten waar het verkrottingsproces zo ver is voortgeschre den, het aantal en de kwaliteit der historische ge bouwen zo gering en de concentratie van ongewen ste bestemmingen zo groot is dat vervanging van de bestaande bebouwing de enige uitweg biedt. Dit geldt b.v. voor de Kamp, een triestig buurtje tussen de kleine Houtstraat en het Spaarne, maar ook voor de gevangenis met haar hele omgeving. De revali- datiegebieden waarvan de kaart er elf aanwijst, zijn ook in verval, maar bevatten belangrijke monumen ten en een aantrekkelijke structuur. Hiervoor worden revalidatiemaatregelen in het uitzicht gesteld, met name ten aanzien van de bestemmingen en het open houden der binnenterreinen. De nota is terzake vrij summier, wat de bijzondere betekenis van het hier ingevoerde beleidspunt of, be ter nog: beleidsprincipe niet vermindert. Het enige ons bekende project dat als revalidatieplan kan gelden en reeds zover voltooid is dat de resultaten zichtbaar zijn, is nog steeds het Maastrichtse Stok straatplan - wat een incidenteel, door sociale no den vereist project is. Elders heeft men bij stads- kemplannen wel in het algemeen de wenselijkheid betoogd de waardevolle bebouwing die gespaard zou blijven door middel van restauratie weer voor een passend gebruik geschikt te maken. Hetzelfde geldt in het Haarlemse plan voor de stukken die op de mo numentenkaart niet afzonderlijk zijn aangeduid de Grote Markt, de Gedempte Oude Gracht, de Nieuwe Gracht of het Donkere Spaarne waar vele monu menten staan die successievelijk aan de beurt komen, terwijl ten aanzien van nieuwe gebouwen in de nota wordt opgemerkt dat grote zorg besteed moet wor den aan de toe te laten hoogte als regel niet meer dan 10 meter en dat een vestiging van nieuwe grotere bedrijven in de binnenstad of een belang rijke uitbreiding in het algemeen niet mogelijk zal zijn. Met deze middelen (gesubsidieerde restauraties, strak welstandstoezicht en het in de hand houden der bestemmingen) kunnen dus de buurten die eco nomisch gezond zijn, in de goede richting gestuurd worden. Tussen deze twee uitersten: economisch ge zonde buurten en totaal vervallen buurten, ligt ech ter de tussengroep van straten, wijkjes of complexen die zonder speciale maatregelen op het stedebouw- kundige plan, automatisch verder afzakken, zelfs al wordt er incidenteel gerestaureerd, en dan uiteinde lijk toch tot „saneringsgebied" verworden. De aan duiding „revalidatiegebied" betekent voor deze gebie den die in het geheel van de Haarlemse binnen stad niet gemist kunnen worden zonder ook de nog gezonde delen hun karakter en samenhang te doen verliezen de mogelijkheid weer gezonde elemen ten in de stad te worden met behoud van hun monu menten en hun structuur. Hiervoor zullen voor ieder revalidatiegebied speciale plannen-in-onderdelen ge maakt moeten worden. Dat is evenwel een zaak van nadere uitwerking die in dit algemene plan nog niet aan de orde is. Dat evenwel de noodzaak in dit structuurplan wordt vastgelegd moet als een grote verdienste erkend worden. Uiteraard zijn in het voorgaande slechts enkele onderdelen van het structuurplan genoemd, en wel die onderdelen welke in Heemschutkringen de mees te aandacht trekken. Gewoonlijk worden deze as pecten wel in theorie als belangrijk erkend, maar in de praktijk ondergeschikt gemaakt aan eisen van winstbejag. De nota stelt dienaangaande: „Het zal namelijk nooit zo mogen zijn dat de betekenis van een historisch pand ook als het een bescheiden voorbeeld betreft of een karakteristiek stadsbeeld bij voorbaat minder groot wordt geacht dan de eco nomische of de verkeersbelangen. De verschillende soms tegenstrijdige belangen zul len zorgvuldig tegenover elkaar moeten worden af gewogen." Dat is een standpunt waarvoor de Bond Heemschut grote waardering heeft. G. B. 46

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1963 | | pagina 24