Uit de tijdschriften
.27
keuring aan de doorbraak onthouden op formele
gronden: „dat een zo belangrijke stedebouwkundige
ingreep in de bebouwde kom in het algemeen niet
met de procedure van het uitbreidingsplan kan
worden geregeld; dat het, afgezien daarvan, niet
mogelijk is in dit stadium een oordeel te geven over
de onderhavige doorbraak; dat eerst uit een komplan
voor de gehele oude stad zal kunnen blijken of de voor
gestelde doorbraak past in de opzet van het geheel
en of daardoor niet onnodig afbreuk wordt gedaan
aan de bestaande situatie." De plangedeelten Dorps
weg-noord en Griftplan zijn wel goedgekeurd;
G.S. achten deze uitbreidingen voor het economisch
leven van de oude stad van groot belang wat door
Heemschut ook niet bestreden werd en zijn van
mening dat het gezicht op de stad, met name vanaf
de Gelderse Dijk en de Hoenwaard, niet in aan
merkelijke mate zal worden geschaad, mede door de
ligging van de beide complexen op polderpeil. Wij
hopen dat de architectonische realisering van de
uitbreidingswijken G.S. in het gelijk zullen stellen,
maar optimistisch zijn wij niet.
Het belangrijkste is echter dat het ondoordachte en
ongevoelige sloop-en-breek-project in de stadskern
door hoger gezag werd afgekeurd. Dat is een geluk
wens aan Hattem waard. G. B.
In het mei/juni nr. 1952 van Brabantia, het maandblad van het
Provinciaal Genootschap van kunsten en wetenschappen in
Noord-Brabant en de Stichting Brabantia Nostra, is een bij
zonder interessant en gedegen artikel verschenen van de hand
van Drs. C. J. A. C. Peeters over de wel zeer ingrijpende plannen
die men te Breda heeft ten aanzien van de oude stadskern. Het
is weer het oude, bekende, droeve lied. Men heeft in deze stad
blijkbaar wel gevoel voor een belangrijk monument op zichzelf;
de Grote Kerk werd er op voorbeeldige wijze en ten koste van
grote sommen gelds gerestaureerd, maar men geeft tegelijkertijd
blijk van een ontstellend onbegrip van de totaliteit die een oude stad
nu eenmaal is. Immers wat is er in Breda aan de hand? Deze stad,
met Bergen op Zoom en 's-Hertogenbosch een van de drie oude
Brabantse steden, heeft in aanleg nog grotendeels de middel
eeuwse aanleg bewaard. Wanneer men b.v. de plattegrond van
Joan Blaeu uit 1622/'24 bekijkt, dan ziet men binnen de singels
(en dat is de stad zoals die tot 1545 was gegroeid) nog precies
hetzelfde straten verloop als ook nu nog aanwezig is. Natuurlijk
is er in de loop van bijna eeuw wel het een en ander veran
derd, maar dat betreft dan altijd de bebouwing, de structuur is
nooit aangetast. Juist daardoor heeft deze binnenstad een zeer
boeiend en gaaf aspect behouden, de oude, vaak bochtige straten,
met gebouwen er langs uit welhaast elke stijlperiode, van gothiek
tot en met Jugendstil. We leven echter in een bijzonder radicale
eeuw, en dus moet er iets gebeuren. We leven ook in de eeuw
van het verkeer, het resultaat spreekt vanzelf, nietwaar, we
breken de boel open, en dit staat dus te gebeuren. Dat men door
het verbreden van oude straten, door levensgrote doorbraken
de schaal van het oude karakteristieke Breda volkomen vernielt
en dus een stad zal overhouden zoals er maar al te veel zijn, dringt
blijkbaar niet door tot de plannenmakers. Het bestek van dit
artikel laat helaas niet toe verder op het uitstekende artikel van
de heer Peeters in te gaan, maar indien het lot van Breda U ter
harte gaat, lees het.
In „Bouw" van 24 november 1.1. staat een lezenswaardig artikel,
met mooie foto's en tekeningen over wat hoogbouw in en met
een stad kan doen. Het artikel begint met een beschouwing over
het Braziliaanse Sao Paulo, een volkomen absurd en onaan
vaardbaar voorbeeld van een stad waar totaal structuur- en plan
loos de hoogte in is gebouwd, bovendien is het einde hiervan niet
in zicht, concurrentie n.1. zorgt er wel voor dat het natuurlijk
een onmogelijke zaak is wanneer de buurman een hoger gebouw
heeft laten zetten, etc. Het gevolg is een waarlijk gigantische
warboel, en wil men dat hier importeren? Ce n'est q'un pas, op
papier althans, van Sao Paolo naar Den Bosch, ook daar is
sprake (geweest) van een hoogbouw pal naast de fameuze Sint
Jan. Uiteraard heeft dit desastreuze voornemen een storm van
protesten te weeg gebracht, zodat men nu deze (kan) torenflat
een plaats heeft toegedacht aan de peripherie. Het stadssilhouet
met de hoogbouw er in getekend geeft een duidelijk beeld van
wat hier dreigde.
Tenslotte Natuur-en Stedenschoon, het orgaan van onze Belgische
zustervereniging. Uit het oktober-november nr. 1952 blijkt, dat
men zich ook in België bezig houdt met het probleem van de
oude stadskernen. Hier in Nederland houden wij vergaderingen
van stadskerncomités etc. Aan de andere kant van de grens
is men voornemens het onderzoek met kracht ter hand te nemen
en ook een voordrachten cyklus te organiseren. In een kort,
maar krachtig artikel van de H. Delaunais wordt in het kort
gezegd hoe men daar tegenover deze problemen staat, en het is
prettig te lezen, dat dit standpunt vrijwel overeenkomt met dat
van Heemschut. Alleen is daar alweer veel meer vernield en
bedorven, maar in België heeft men dan ook geen Bond Heem
schut.
In Cobouw, het „vakdagblad voor de bouwwereld" verscheen
op 27 december 1.1. een artikel, gewijd aan de boerderijbouw in
Engeland. Ook daar kampt men, blijkens dit artikel met soort
gelijke problemen als bij ons. Het Engelse ministerie van Land
bouw heeft een en ander grondig bestudeerd en uit deze studie
zijn richtlijnen voortgekomen, die ten doel hebben de boerde
rijen zo efficiënt mogelijk te maken, ook de bouw zelf wordt zo
aangepakt, zodat op het ogenblik de meeste van de bedrijfsge
bouwen in systeembouw worden opgetrokken, waarbij de paraplu-
vorm, dwz. woon- en bedrijfsruimten inéén, het meest voorkomt.
De allerlaatste tijd echter ziet men, dat met name de meer wel
varende boeren toch liever een aparte woning, vlak bij de be
drijfsgebouwen zien, dit noemt men dan de Hollandse vorm.
Het lijdt geen twijfel of deze uitgekiende boerderijen zijn zeer
praktisch en efficiënt, maar door de standarizering, die dus overal
dezelfde vormen met zich meebrengt, blijft van de eigen streek-
kultuur, die vooral ook het Engelse landschap zijn boeiend en
afwisselend karakter gaf, niet veel meer over. Ook in Engeland
dus dezelfde doelmatige, maar o zo vervelende boerderijen, met
schuren als fabriekshallen en al wat daar bij hoort.
L. L. H. R.