Heem schutberich ten
25
gebouw een bouwvorm is die thuishoort in een midden
20ste eeuwse ruimte, niet meer stedelijk in de tradi
tionele zin, maar nog veel minder landelijk, een iuimte
die zowel het wonen als het werken tot voornaamste
bestemming kan hebben maar in beide gevallen ge
kenmerkt wordt dooi een zekere openheid, zelfs een
onbepaaldheid, waarin de gebouwen zelfstandige een
heden zijn tussen groenstroken, verkeerswegen en
andere openbare voorzieningen. Daar zijn de toren
flats geen onvermijdelijk kwaad en nog minder een
aantasting van natuur- of stedeschoon. Daar zijn het
noodzakelijke elementen om het anders amorfe ge
heel ritme en samenhang te geven.
Het is een bekend verschijnsel dat een nieuw procédé
aanvankelijk ver buiten zijn grenzen en mogelijkheden
wordt toegepast. De gietijzeren gothiek en de klassieke
zuilen in gietijzer uit de vorige eeuw geven daarvan
een treffend voorbeeld. Er is tijd voor nodig vooi men
die grenzen proefondervindelijk en stijlkritisch heeft
afgepaald. Iets dergelijks is ook het geval met de hoge
gebouwen voor woning en kantoor. Of men nu uit
Zuid-Amerika of uit Afrika foto's ziet, uit Europa of
de V.S., overal verrijzen de beton of staalskeletten.
Het is even modern als het gietijzer honderd jaar ge
leden. Het behoort zo en het staat vooruitstrevend.
Kleine steden worden erdoor uit hun verband gerukt,
grote steden zien er hun harmonische kern door ver
stoord en hun verkeersmoeilijkheden verergerd.
Landschappen worden doorbroken door de monotone,
ongenuanceerde glazige blokken die brutaal boven
het geboomte uitsteken, bij voorkeur op de mooiste
punten.
Het I.B.M. project van het hierboven geciteerde ar
tikel duidt iets aan wat in dit opzicht belangrijk kan
worden; met onvriendelijke woorden gezegd: een
bezwaard geweten dat een voorwaarde is voor beter
inzicht. Als bouwers uit de 20ste eeuw willen princi
palen en architecten niet een historiserend stuk vast-
breien aan een 18de eeuws landhuis. Zij hebben echter
toch een onuitgesproken gevoel dat dit landhuis wel
en hun glas- en betonblok niet harmonieert met de
landschappelijke omgeving. Dit gevoel is zo sterk dat
camouflage door geboomte onvoldoende wordt ge
acht en men komt tot de glazen-vinnen-constructie
om het eerlijk-moderne kantoorgebouw zo onzichtbaar
mogelijk te maken, en om de inzittenden niet het ge
voel te geven in een glazen doos te werken. Kosten
noch moeiten worden gespaard om vooral niet te laten
merken wat het is en blijft: een glas- en betonconstruc
tie voor industrieel gebruik. Waar blijft de zoveel ge
roemde functionele eerlijkheid?
Nu willen we nóch voor historiserende fabrieksgebou
wen, nóch voor onverschilligheid jegens de omgeving
pleiten, maar wel - en dat is o.i. het enige antwoord
op de architectonische gewetensvragen die door der
gelijke projecten worden gesteld - voor strakker ge
hanteerde richtlijnen teneinde de hoge gebouwen te
beperken tot de situaties waar zij thuishoren en zelfs
een onmisbaar accent in een modern stadsbeeld vor
men. G. B.
VoorschotenVoorstraat
Een zeer verheugend bericht ontving het bestuur van
de Bond Heemschut uit Voorschoten. Burgemeester
en Wethouders delen namelijk aan degenen die be
zwaren hebben ingediend tegen de ontworpen plannen
tot partiële herziening van de uitbreidingsplannen in
onderdelen „Centrum" en „Vlietwijk" mede dat ook
zij van mening zijn dat door deze herziening het his
torische en gesloten karakter van de Voorstraat zou
worden aangetast. Er was toen evenwel geen alter
natief. Sindsdien heeft zich echter de mogelijkheid
voorgedaan het nabij de dorpskern gelegen terrein
van het vroegere Marine-Opkomst-Centrum aan te
kopen. Deze aankoop, zo schrijven B. en W. „waartoe
de Raad inmiddels heeft besloten, verschaft ons de
middelen te komen tot een voor de gehele dorpskern
meer aanvaardbare stedebouwkundige opzet, waarbij
met het behoud van het huidige karakter van de
Voorstraat naar alle waarschijnlijkheid meer rekening
kan worden gehouden dan tot nog toe het geval was.
Om die reden hebben wij besloten de onder a eli b
bedoelde ontwerp-plannen voor nader beraad in te
trekken, van welk feit wij u, als bezwaarmaker, bij
Voorschotende Voorstraat. {.foto W. M. fileer Rupe)