21
fabriek een diepe breuk - werd over het algemeen de
hoofdvorm der boerderijen wel aangehouden, maar
daarnaast begon toch al spoedig een experimenteren,
dat - daar het plaatsvond in een periode van architek-
tonische neergang vele kwalijke sporen heeft nage
laten in gebouwen, die vaak na korte tijd bedrijfs-
technisch al weer verouderd waren, maar niettemin
hun ontsierend bestaan tot in onze dagen wisten te
rekken. o
Reeds vijftig jaar geleden wierp een man als Van dei-
Kloot Meiburg zich op als pleitbezorger voor een
nieuwe boerderij die een verantwoorde vormgeving
zou vertonen, en in Friesland, waar ik het beste thuis
ben, hebben in de jaren '20 en '30 verschillende ar-
chitekten zich moeite gegeven om tot nieuwe boer
derijen te komen, die zouden passen in het landschap
en indien mogelijk met een moderne plattegrond bij
de traditioneel geworden hoofdvormen zouden aan
sluiten. Ook de Friese Schoonheidskommissie heeft
in die jaren geprobeerd er het beste van te maken.
Dat de belangstelling voor de nieuwe Friese boerderij
zich steeds meer uitbreidde vóór, in en na de bezet
tingsjaren, werd door velen, die weten hoe kwetsbaar
het open Friese landschap is, met vreugde en dank
baarheid begroet. In de oorlogsjaren liet de Fryske
Akademy door een prijsvraag de Friese architekten
reeds hun gedachten bepalen omtrent na de oorlog te
bouwen boerderijen en hun ontwerpen, waaronder
van bouwmeesters van naam, werden ten dele opge
nomen in het grote „Pleatseboek" van ir. G. J. A.
Bouma, die niet moe werd (en het nog niet is!) te
vechten voor een Friese boerderij (in verschillende
versies), waarbij een moderne plattegrond en een van
alle gemakken voorzien woongedeelte zich paren aan
een vorm, waarbij het oude fraaie hoofdtype inspi
rerend heeft gewerkt.1)
Wie in het in 1950 uitgegeven plaatwerk „Boerderijen-
bouw" de afbeeldingen van 34 nieuwgebouwde z.g.
wederopbouw-boerderijen zag (uitgave van de Maat
schappij tot bevordering der Bouwkunst, Bond van
Nederlandsche architecten), kwam tot de ontdekking,
dat blijkbaar algemeen de waarde van een streek
eigen, althans architektonisch op peil staande boer
derij werd ingezien. Helaas werd in datzelfde plaat
werk de bijl al aan de boom gelegd door een artikel,
waarvan niemand toen zal hebben bevroed, dat het
de aankondiging betekende van een snelle weg-terug
in de boerderijbouw die in korte jaren zou voeren tot
dieptepunten als waarvan de polder de Zeevang de
buitenlandse toeristen op weg naar of van Amsterdam
naar het noorden thans de treurige bewijzen levert.
Zij zien daar een architektonische gruwelkamer, een
landschappelijke rommelzolder en (hebben wij het
wel begrepen) ook kultuurtechnisch en ekonomisch
een gebied, dat voor de geruilverkavelde boeren van
deze speeltuin van „Utrecht" en „Wageningen"
niet eens ideaal is. In dat geschrift uit rgso werd al
De Friese Mij van Landbouw gaf in 1962 een prijzenwaar-
dig boekje uit over doelmatig Friese boerderijen, evenals het
„Pleatseboek" uitgegeven bij uitgeverij „Argus" te Amsterdam.
propaganda gemaakt voor een op een landbouwten
toonstelling te Eindhoven getoonde boerderij „van
zeer afwijkende vorm en opzet", die geprezen werd
als „een eerlijke en oprechte daad om te trachten uit
de bestaande impasse te komen." Toen was men nog
dermate gereserveerd, dat men eerlijk toegaf: „De
bouwmassa vertoont nog niet de rust en de gesloten
heid, die zo noodzakelijk is voor de harmonie met het
landschap. Vooral in de oudere cultuurgebieden zal
deze vorm zich moeilijk verdragen met het gegroeide
en bestaande beeld." Maar nu, ruim twaalf jaar
later, is er van die reserve niets meer over/Tegen
woordig mag alles, als het maar goedkoop is, modern,
ekonomisch, efficiënt en vooral „fleksibel". Architekten
zijn niet meer nodig: in ruilverkavelingen in Fries
land leuren dorpstimmerlieden - die tegenwoordig
geen kunstenaars meer zijn zoals een eeuw geleden
met goedkope ontwerpjes van een armoede en een
triestheid, die wel zeer in strijd zijn met een gepropa
geerde zelfbewuste boerestand. Gemeentebesturen
worden door de standsorganisaties onder druk gezet
om golfplaten en asbest en misschien straks ook nog
golfkarton (dat is namelijk bijzonder fleksibel!) toe te
laten. Schoonheidskommissies gaan tenslotte door de
knieën. In een land, waarin steeds minder mensen
hun brood in de landbouw verdienen, moeten de be
lastingbetalers toelaten, dat de mooiste plekjes - de
ruilverkaveling komt ook in Friesland overal: in het
lommerrijke Gaasterland, het wijde waterland onder
de rook van Grouw, in de heerlijke wereld van plassen
en poelen rondom Akkrum - voorgoed bedorven
worden door wanprodukten, die metéén slag een einde
maken aan het zegenrijke werk van schoonheidskom
missies, werkelijke architekten, grote organisaties op
het gebied van natuur- en landschapsbescherming. En
dat alles, omdat de gewijzigde eisen van het bedrijf
dat zouden meebrengen.
Hoe vaak is dat argument ook in het verleden niet ge
hanteerd? In het „Pleatseboek" kan men allerlei be
denksels zien, die dertig, veertig, vijftig jaar geleden
de boeren als het nieuwste en modernste werden aan
gepraat. De adviseurs, de ontwerpers en de boeren
die in dat moois moesten wonen, zijn allen reeds ter
ziele. Maar de onogelijke, soms ronduit belachelijke
produkten van wat toen als de new look in boerderij-
bouw werd beschouwd, ontsieren nóg de wijde om
geving waarin ze geplaatst werden. En wat zegt ons
geslacht er van Wel, het kritiseert ze als antieke
rariteiten of-rare antikiteiten, maar in elk geval als
hopeloos verouderde mislukkingen, waarvoor ook de
boer zelf nu de neus optrekt.
Hun die van Utrecht en Wageningen en helaas weldra
ook van Den Haag uit (en een leger lagere gediensti
gen nam ras serviel het plaatijzeren jargon over) tien
jaar geleden al met (nemen wij aan) voor de boer de
beste bedoelingen de verwoesting van het ons nog
resterende landschapsschoon door hun afgrijselijke
boerderijbouw begonnen, moet worden voorgehouden,
dat de toekomst over hun produkten niet anders zal
oordelen! Want als in de landbouw de toekomst zo