19 „Tijdens de eerste wereldoorlog, later in de crisisjaren en vooral ook tijdens de tweede wereldoorlog heeft de Heidemaatschappij veel werk op regiebasis ten bate van de werkverschaffing verricht. Zij zocht altijd naar objecten die als produktieve werkverschaffing konden worden beschouwd. Thans is er nog wel wat' z.g; aanvullend werk, maar dat is van weinig be tekenis. Toch zijn de objecten groter en belangrijker geworden en daar na de laatste wereldoorlog de me chanisatie zich sterk ontwikkeld heeft, is er een indruk wekkend park van bulldozers, draglines en andere vernuftige werktuigen ontstaan. Deze ontwikkeling maakt het noodzakelijk zich vooral ervan te door dringen dat met het oog op de kosten de voorbereiding van een werk van groot belang is." „Hel slaat vast dat een realistische benadering van de po sitie van de landbouw in onze samenleving op weerstanden zal stuiten. Ook het feit dat de Cultuurtechnische Dienst en de grote uitvoeringsmaatschappijen hun apparaten de laatste jaren zo zeer hebben uitgebreidstaat een herwaardering van het landbouwbeleid stellig in de weg. Het is maar al te begrijpelijk dat men naar werk zoekt voor deze bestaande apparaten en daardoor weinig geneigd is, de weg naar be perking der cultuurtechnische werken in te slaan." „Natuur en Landschapig5g, blz. 46 Inderdaad, men moet de zaak van twee kanten be kijken, en liefst ook nog in zijn tijdsperspectief. De Nederlandsche Heidemaatschappij was in 1888 het antwoord op een noodsituatie in de landbouw, waarin toen een groot deel van de bevolking zijn bestaan moest vinden. De Nederlandse landbouwmethoden waren achteropgeraakt, de enorme ontginningen in de V.S. en Canada brachten goede en goedkope product ten op de Europese markt en ons land had nog een ruime reserve aan woeste grond, die met de nieuwe kunstmeststoffen in cultuur kon worden gebracht. In die tijd en in die situatie paste de nu zo afgesleten lyriek over golvende graanvelden en mistroostige, eenzame heidelandschappen. Blijkens de hierboven ge citeerde passages uit het exposé voor de pers heeft de Ned. Heidemaatschappij nog steeds deze instelling ten opzichte van ontginning en natuurgebieden. Dat is een vrij paradoxale verhouding. De natuurbescher ming, uit idealisme ontsproten en daardoor nog steeds gestuwd, pleit met nuchtere cijfers en feiten voor een „realistische benadering van de positie van de land bouw," en verdedigt een levensbelang van ca. go% van ons volk, namelijk de instandhouding van natuur schoon en landschapskarakter waarvooi volstrekt on voldoende middelen ter beschikking staan. De Heidemaatschappij daarentegen, opgericht ter behartiging van een nationaal economisch belang, blijft steken in een ietwat ouderwetse ontginnersro- mantiek en laat de omstandigheid buiten beschouwing -dat het in cultuur brengen van z.g. marginale en sub- marginale gronden economisch niet meer te verant woorden valt, doch met exorbitant hoge overheidsbij- Vóór de oorlog werden grote ontginningen uitgevoerd als werkverschaffing. Thans dreunen de draglines door de laatste heidevelden. dragen ingaat tegen het belang van'ca. go%rvan onze bevolking. Dat het 1 ecreatieve belang aan de aandacht der Heide maatschappij ontsnapt kan niet gezegd worden. In het hierboven geciteerde stuk lezen wij ook: „Recrea tie, waaronder te verstaan een zinvolle vrijetijdsbe steding, is alweer een facet van het veelzijdige werk van de Maatschappij. Men kan hierbij denken aan de aanleg van parken bij de wooncentra, zwembaden en stadions en velden voor de beoefening van openlucht sport." Men kan echter ook denken aan het indruk wekkende machinepark en het uitgebreide opleidings- en personeelsapparaat. De opmerking in „Natuur en Landschap": „Het is maar al te begrijpelijk dat men naar werk zoekt voor deze bestaande apparaten en daardoor weinig geneigd is de weg naar beperking der cultuurtechnische werken in te slaan," slaat de spijker vermoedelijk heel precies op de kop. Heemschut wenst de jubilerende Heidemaatschappij nog vele jaren van nuttige arbeid, hier en in de tal rijke landen waar zij werkzaam is. Als daarbij maar één ding vaststaat: de erkenning dat in Nederland al veel te veel natuurschoon ontgonnen werd en te weinig bewaard is gebleven! G.B.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1963 | | pagina 25