14 heel hard te roepen: kijk toch eens wat wij voor de recreatie doen! Hoe dit ook zij, er is alle reden om er zich over te verheugen dat tegelijk met de uitvoering van een ruilverkaveling de aanleg van fietspaden en voorzieningen voor de watersport en het kamperen worden „meegenomen". Maar. wanneer bij een ruilverkaveling in steeds sterkere mate ook andere belangen worden betrokken en zij dus geenszins meer alleen een landbouwaangelegenheid is, dient de Ruil- verkavelingswet daarbij te worden aangepast, dient de Centrale Cultuurtechnische Commissie en dienen de plaatselijke commissies die met de uitvoering der verkavelingen zijn belast, minder eenzijdig te zijn samengesteld. Zo zou men er eens over kunnen gaan denken terug te komen op de afwijzing van het in een recent verleden enige malen gedane verzoek van de Contact-Commissie voor Natuur- en Landschapsbe scherming ook vertegenwoordigers van de particu liere natuurbescherming en recreatie in deze com missies op te nemen. Bij de behandeling in de Tweede Kamer van de vragen van de heer Westerhout over de geruchtmakende ruilverkaveling Garijp-Wartena een zaak met bijzonder veel kanten! heeft de heer van der Goes van Naters nog eens voor wetswijziging in die zin gepleit. Minister Marijnen wil er echter niet aan - nóg niet, heeft hij gezegd. Nadat hij twee jaar geleden reeds in de Kamer had verklaard dat wetswij ziging op den duur niet zal kunnen uitblijven, maar dat met de wet als geheel nog onvoldoende ervaring was opgedaan om reeds tot een herziening te komen. Hoe lang we dus nog zullen moeten wachten, laat zich niet voorspellen. Frappez toujours - dat zal ook in dit geval wel nuttig zijn. Het bij herhaling bezwaar maken tegen de koppeling van het bedrag voor landschapsverzorging bij ruil verkavelingen aan het cultuurtechnische subsidie heeft ook nog niets uitgehaald. Wel is op de begroting voor 1963 een hoger bedrag uitgetrokken voor de landschapsverzorging, waardoor niet langer drie, maar vier procent van het subsidie hiervoor beschik baar wordt gesteld. Dat geldt dus niet voor elke ruil verkaveling, maar wil zeggen, dat 4% van het totale bedrag aan cultuurtechnische investeringen aan de uitvoering van de landschapsplannen mag worden besteed. In Drente stelt het rijk in een bepaalde ruil- vei kaveling voor het landschapsplan een bedrag ad f 520.000 beschikbaar, wat neerkomt op een veel hoger percentage, t.w. 8%. Maar zou men dit vaak doen, dan ontstaat het gevaar, dat een te hoog ver plichtingsniveau wordt aangegaan, waardoor bij an dere ruilverkavelingen voor de landschappelijke aan kleding weer een pijnlijke zuinigheid moet worden betracht. Zo zou het niet moeten zijn. Is het onredelijk te ver langen, dat mede ter compensatie van wat aan land schappelijke waarden bij ruilverkavelingen verloren pleegt te gaan, tenminste voldoende geld beschikbaar wordt gesteld om een zo goed mogelijk landschapsplan tot uitvoering te brengen,? Overigens - de toekenning van die 8% voor het land schapsplan in de Drentse ruilverkaveling kan men alleen maar toejuichen. Dit schijnt nu eens een plan te zijn dat tot verfraaiing van een heel gebied zal leiden. Het gaat hier om ruilverkavelingen in de Broekstreek en een nieuwe aankleding van het Drentse zandpla- teau. En wanneer de burgemeester van Westerbork verklaart te verwachten dat dit over twintig jaar een van de mooiste stukken van Drente zal zijn, met een belangrijke recr eatieve functie, dan is dit - geloof ik - geen uiting van obligate verheugdheid van een burge meester, maar een van harte gemeende uitspraak, die door de toekomst niet zal worden gelogenstraft. Merk waardig is, dat het rijk als voorwaarde tot zijn mede werking heeft gesteld, dat ook de provincie flink in de kcsten van het landschapsplan moet meebetalen - een ongebruikelijke gang van zaken! De sociale aspecten bij ruilverkavelingen Aan het begin van dit artikel schreef ik, dat ruilver kaveling ook een menselijke aangelegenheid is. Ze brengt een vrij forse „ingreep" in de leefruimte van de boer met zich mee. Zijn werkruimte is - anders dan bij de meeste niet-agrariërs - tevens zijn woonruimte: de boer leeft op de grond waarvan hij moet bestaan en waaraan hij gehecht is. In verscheidene streken worden in het kader van ruilverkaveling boerderijen uit de dorpen verplaatst naar het land. Dat vereist een grote aanpassing van de boerengezinnen: ec kun nen moeilijkheden komen met schoolgaande kinderen, die een eind verder moeten fietsen, men mist de ge zelligheid van het dorp, e.d. In Twente, waar van oudsher een verspreide bewoning is, kent men dit soort moeilijkheden nauwelijks. Hier is vooral sprake van aantasting van de mentaliteit als gevolg van de hoge financiële lasten die de ruilverkavelingen voor de boeren meebrengen. „Zeventig procent rijkssub sidie is een mooi ding, maar die 30% moeten wij dan toch maar betalen." Zo kan men er horen - tot onge duld van de ambtenaren van de G.C.D., die er tegen over stellen dat ruilverkaveling in het belang van de boeren is en dat zij er dus wat voor over moeten heb ben. Men moet ook vooral niet denken dat alle boeren instemmen met de veranderingen in het landschap die ruilverkavelingen teweeg brengen. In Twente hebben velen bepaald „hartzeer" van het opruimen van de houtwallen en van de rechte wegen die het gevolg zijn van het zonder gevoel hanteren van een lineaal op een kaart. En men hoort er ook veel kritiek op de plaat selijke commissies, die weinig medezeggenschap dul den en waarvan de leden vaak het eerst aan hun eigen belangen zouden denken. Er zal nog veel aan agrarisch-sociale voorlichting moe ten worden gedaan, dat is zeker. Maar degenen die de gevolgen van de ruilverkavelingen voor bepaalde gedeelten van het Nederlandse landschap betreuren en geneigd zijn daarvan de boeren mede de schuld te geven, doen er goed aan te bedenken dat de „ingreep" van een ruilverkaveling voor de boeren zelf in vele ge vallen ook niet zo gemakkelijk is! Ch. N.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1963 | | pagina 20