Landschapsschoon IJsselmonde
Heemschuts leden presenteren zich XXII
10
Het is niet moeilijk te bewijzen dat van alle instanties,
die zich met het uiterlijk aanzien van het landschap
bezig houden, er vele zijn die een beperkte en niet
steeds directe taak hebben; men is dikwijls werend,
conserverend, adviserend of stimulerend.
Weinigen brengen bijv. zelf beplanting aan, om nog
maar niet te spreken van de bevoegdheid die ze zou
den hebben anderen te gelasten een bepaald beplan
tingsplan uit te voeren. Werend zijn de overheidsin
stellingen, die reclame verbieden en vuilstortingen
tegengaan. Conserverend is de Boswet, eveneens het
ontwerp-Natuurbeschermingswet. Voor de organen
die „slechts" - men lette toch wel op de aanhalingste
kens! adviseren en stimuleren moge worden ver
wezen naar een artikel van mr. H. W. Bloemers in het
Jaarboek 1960 van de Vereniging van Ned. Gemeenten.
In het verband van het voorgaande is het wellicht
van belang eens te wijzen op een instelling, die in
enige opzichten een aparte plaats inneemt, „Land
schapsschoon IJsselmonde". Het afwijkende zit in
het ontstaan en de bevoegdheden van deze instelling.
Reeds in het begin van de veertiger jaren meenden
de gemeentebesturen op IJsselmonde dat er wat moest
gebeuren voor de landschapsverzorging. Het meest
aangewezen leek een en ander gemeenschappelijk aan
te pakken, en zo kwam er tot stand de rechtsper
soonlijkheid „Landschapsschoon IJsselmonde".
De taak van het lichaam werd ruim omschreven, zo
wel positief als negatief; ze zou bestaan in het be
vorderen van het landschapsschoon op IJsselmonde en
het tegengaan van verdere ontluistering ervan. Om de
gestelde taak te vervullen werd bepaald' dat er een
„landschapsplan" zou worden vastgesteld. Tegelijk
dienden voorzieningen getroffen opdat dit plan ook
inderdaad uitgevoerd zou worden.
Op het landschapsplan moest in het bijzonder o.a.
worden aangegeven: a. voor welke openbare wegen en
andere openbare gronden buiten de bebouwde kom
men der samenwerkende gemeenten het plan van toe
passing zou zijn; b. welke beplantingen op de onder a be
doelde wegen en gronden moesten worden aangebrachtc.
eventuele andere objecten, waarvan de aanleg en (of)
instandhouding voor het landschapsschoon van bete
kenis kon zijn; d. aan welke eisen de opgenomen we
gen, gronden en objecten moeten beantwoorden.
Het vaststellen van het plan werd met zorg omringd;
men kan het vrijwel vergelijken met het vaststellen
van een uitbreidingsplan.
Ten behoeve van de uitvoering van het plan werd een
verordening in het leven geroepen, waarvan in het
kort het principe was dat de eigenaren, andere ge-
bruiksgerechtigden en onderhoudsplichtigen van de
op het landschapsplan aangegeven wegen en andere
openbare gronden, op straffe van hechtenis van ten
hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste
driehonderd gulden, verplicht waren de in het plan
aangegeven en door het bestuur bevolen voorzieningen
te treffen, c.q. toe te laten dat ze weiden uitgevoerd.
Wij kunnen wel zeggen dat op papier alles klopte.
Elk gebied, dat voor beplanting in aanmerking kwam,
was op het plan gebracht, de beplanting zelf was
voorgeschreven en kon zo nodig afgedwongen worden.
In 1948 kwam, ondanks veel bezwaren van belang
hebbenden, het landschapsplan gereed. Thans ging
het er dus om het plan gerealiseerd te krijgen.
Toen kwamen de moeilijkheden echtei pas goed. Ook
de agrariërs op IJsselmonde voelden niet veel voor
beplanting. Enige polderbesturen waren evenmin en
thousiast. Na de ramp van 1953 verschenen er wel
richtlijnen over dijkbeplanting, ook van de provincie,
maar deze werden blijkbaar geen gemeengoed, en dit
verzwakte de positie van de plantlustigen.
Om kort te gaan: men kwam tot de conclusie dat er
een andere taktiek moest worden gevolgd. Met dwang
zou men toch ook wel niet alles bereiken. Men had
ook geen behoefte aan botsingen met polderbesturen,
wanneer „Landschapsschoon" - rechtens bevoegd -
beplanting gelastte, en het polderbestuur - eveneens
rechtens bevoegd - hetzelfde verbood. Er moest veel
eer worden gepraat en goodwill gekweekt.
De praktijk is als volgt geworden: „Landschaps
schoon IJsselmonde" heeft zelf een kwekerij aange
legd. Er wordt contact opgenomen met de in aan
merking komende belanghebbenden; beplanting wordt
gratis aangeboden en, indien men geen bezwaar
(meer) heeft, gratis aangebracht en vervolgens gratis
onderhouden. De eigenaar van de grond is dan de
eigenaar van het geplante (artikel 655 B. W.
men zie ook een uitspraak van het Arnhemse
Hof d.d. 25 november 1958). Van de kant van
„Landschapsschoon" wordt als enige voorwaarde ge
steld dat niet zonder zijn toestemming mag worden
gerooid
Voor de gemeentebestuurders is het misschien iet
wat teleurstellend geweest dat de juridisch zo ver
nuftig opgezette organisatie in de praktijk niet méér
overeenkomstig haar opzet kon bereiken.
Belangrijker is echter dat er geplant wordt, dat is de
uiteindelijke bedoeling; en dat gebeurt.
Het is „Landschappsschoon IJsselmonde" een vreugde
er aan te mogen meewerken dat er een fraai polder
landschap ontstaat in een tijd, waaiin er zoveel meer
mogelijkheid is van de natuur te genieten, in een ge
bied zo vlak onder de rook van Rotterdam.
Mr. H. H. DOUMA