Landschapsverzorging in de
ruilverkavelingen
6
Bij behandeling van de vraag „Wat gebeurt er met
het Nederlandse landschap?" kan een beschouwing
over ruilverkaveling zeker niet worden gemist.
De invloed, die de toepassing van ruilverkaveling op
het landschap heeft, is zeer verschillend en sterk af
hankelijk van het karakter van het landschap dat het
te ruilverkavelen gebied bezit. In het algemeen kan
worden vastgesteld, dat streken, waarin veel houtge
was groeit in de vorm van bos, houtwallen, singels,
lanen, boomgroepen, struiken e.d. en die bepalend
zijn voor het landschapsbeeld, door een ruilverkave
ling sterker worden aangetast, dan open gebieden,
waarin weinig of geen hout voorkomt. Uit de aard
der zaak komen tussen beide uitersten oneindig veel
vormen voor, waarbij gesteld kan worden, dat ons
land geen gebieden kent, waar het landschap precies
hetzelfde beeld vertoont. Wel bestaan er overeen
komstige gebieden, maar steeds zijn er verschillen,
die ook aan de ruilverkaveling weer andere eisen
stellen.
Aanvankelijk beperkte ruilverkaveling zich tot be
trekkelijk weinig omvangrijke objecten, waarbij het
verbeteren van de sterk versnipperde eigendomstoe
stand op de voorgrond stond. De eerste Ruilverkave-
lingswet van 1924 zag deze bezitsvorm als belang
rijkste hinderpaal voor de ontwikkeling van de land
bouw.
De betrekkelijk geringe omvang van de jaarlijks uit te
voeren ruilverkaveling maakte, dat de invloed op
het landschapsbeeld niet erg opvallend was. Aan
landschapsverzorging werd praktisch geen aandacht
besteed. Wel kwam het nu en dan voor, dat na het
gereedkomen van de ruilverkaveling het landschaps
beeld zodanig aan aantrekkelijkheid had verloren,
dat behoefte werd gevoeld om alsnog door het aan
brengen van beplantingen, als de mogelijkheid daar
toe toevallig aanwezig was, de ergste wonden wat te
herstellen. Ook het sparen van bestaande waardevolle
landschapselementen en eventueel voorkomende na
tuurterreinen had zo goed als geen aandacht.
De Wet van 1938 betekende een wijziging van de pio-
cedure, waardoor ruilverkaveling in velerlei opzicht
veel aantrekkelijker werd voor de belanghebbenden
en een sneller werken mogelijk werd. De daardoor
verhoogde belangstelling had tot gevolg, dat veel
meer ruilverkavelingsaanvragen werden ingediend en
de omvang van de blokken toenam. De zorg voor het
landschap werd echter niet in de wet vastgelegd. Wel
werd tussen het Staatsbosbeheer en de Centrale Cul
tuurtechnische Commissie een regeling getroffen om
een tijdig advies over een voorgenomen ruilverkave
ling te geven. Ten einde een in alle opzichten verant
woord advies te kunnen geven, werd de Commissie
van Advies inzake de Natuurmonumenten van het
Staatsbosbeheer, de voorganger van de tegenwoor
dige Natuurwetenschappelijke Commissie van de
Voorlopige Natuurbescheimingsraad, ingeschakeld, die
aan de hand van een onderzoek in het terrein een op
gave verstrekte van de in het betrokken gebied voor
komende natuurwetenschappelijk belangrijke objecten
met een omschrijving van de betekenis ervan. Daar
naast werden de in de ruilverkaveling voorkomende
belangrijke landschappelijke elementen door het
Staatsbosbeheer geïnventariseerd. Deze gegevens wer
den in een rapport aan de Centrale Cultuurtechnische
Commissie verwerkt, waarbij tevens de hoofdlijnen
voor de verzorging van het landschap werden aange
geven.
Aan de hand van het door de Cultuurtechnische Dienst
opgestelde ontwerp-plan van wegen en waterlossingen
volgde later de uitwerking van het advies, dat gelei
delijk tot de opstelling van een landschapsplan, dat
aanvankelijk nog meer het karakter van een beplan
tingsplan droeg, is uitgegroeid.
Voor een en ander was een nauwe samenwerking
nodig met de ambtenaren van de Cultuurtechnische
Dienst en met de betrokken landmeter van de kada
strale ruilverkavelingsdienst. Aangezien voor dit
overleg geen wettelijke basis bestond vergde dit dik
wijls moeizame onderhandelingen, waarbij het streven
naar het vormen van een juist wederzijds begrip voor
de soms tegenstrijdig geachte belangen onontbeerlijk
was.
Met de Plaatselijke Commissie voor de ruilverkave
ling, die de uitvoerende taak heeft en uiteindelijk de
verantwoording draagt voor de totstandkoming van
de ruilverkaveling moesten de belangen van de land
schappelijke verzorging van het object als geheel op
nieuw worden verdedigd en het nodige begrip ervoor
worden gewekt, dikwijls in een stadium dat de uit
voering reeds lang op gang was gekomen. Dat dit niet
steeds tot "Bevredigende resultaten kon leiden laat
zich indenken.
In 1941 werd de Wet van 1938 weer enigszins aange
vuld. Door de oorlogsomstandigheden werd de ruil
verkaveling echter afgeremd. Op basis van de opge
dane ervaringen kwam de Wet van 1954 tot stand,
welke thans nog van kracht is.
Deze wet werd het uitgangspunt voor een geheel